Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4401/GB, 07 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/4401/GB

Betreft:            [klager]            datum: 7 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.N.A. Brouns, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 5 augustus 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel dan wel naar het h.v.b. van de locatie De Schie te Rotterdam afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 12 juni 2019 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de p.i. Nieuwegein.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager is verdachte in een serieuze strafzaak en de voorlopige hechtenis valt hem zwaar. Hij stelt dat de plaatsing in de buurt van het arrondissement van vervolging (arrondissementsparket Amsterdam) van onvoldoende gewicht is. De afstand tussen Amsterdam en Nieuwegein respectievelijk Rotterdam is vrijwel gelijk. Klager heeft geen enkele binding met de regio Utrecht en zijn netwerk woont in Rotterdam. Hij ontvangt alleen bezoek van zijn vriendin, die voor het bezoek aan klager een vrije dag van haar werk moet nemen waardoor zij loon misloopt. Daarbij komen de hoge reiskosten naar Nieuwegein. Voor klagers familie is het in ieder geval onmogelijk om bij hem op bezoek te komen. Daarnaast hebben de directeur van de p.i. Nieuwegein en het Openbaar Ministerie (OM) geen bezwaar tegen een overplaatsing. Zijn persoonlijke belangen dienen zwaarder te wegen dan het plaatsingsbeleid en hij meent dat de bestreden beslissing onzorgvuldig is genomen. Klager dient in alle rust en met steun van zijn familie de voorlopige hechtenis te ondergaan.

3.2.      De Minister heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.

Klager is ingesloten voor het arrondissementsparket Amsterdam, zodat de plaatsing in het h.v.b. van de p.i. Nieuwegein een juiste plaatsing is op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van detentie en vormen in beginsel geen selectiecriterium.  Hoewel er begrip is dat klagers plaatsing in de p.i. Nieuwegein extra reistijd en -kosten met zich meebrengt, wordt in het beroepschrift niet, of althans onvoldoende onderbouwd, dat het bezoek niet in staat is tot reizen, anders dan de reistijd. Bovendien blijkt uit de bezoekerslijst van de p.i. Nieuwegein dat klager wekelijks bezoek ontvangt, zodat er onvoldoende grond is om een uitzondering te maken op het plaatsingsbeleid. Indien klager wordt veroordeeld, kan hij de inrichting van zijn voorkeur kenbaar maken voor de gevangenisafdeling van de p.i. Krimpen aan de IJssel of de locatie De Schie.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van plaatsing in een gevangenis, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2.      De plaatsing van klager in het h.v.b. van de p.i. Nieuwegein is op grond van het bepaalde in artikel 24, eerste lid, van de Regeling juist, omdat klagers vervolging is ingesteld door het arrondissementsparket Amsterdam. Daar doet niet aan af dat de directeur van de p.i. Nieuwegein en de zaaksofficier zich niet tegen een overplaatsing verzetten. Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat het voor klagers vriendin en familie lastig is klager te bezoeken, blijkt uit de bezoekerslijst van klager van de p.i. Nieuwegein dat hij wekelijks bezoek ontvangt van zijn vriendin. Niet is gebleken dat zijn familie niet in staat is hem te bezoeken of waarom zijn familie bijvoorbeeld niet met klagers vriendin kan meereizen. De Minister heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet gebleken is van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op het plaatsingsbeleid kunnen rechtvaardigen. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is daarom ongegrond.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 7 oktober 2019.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven