Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4338/GV, 07 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/4338/GV

betreft: [klager]                                               datum: 7 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 12 juli 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klagers raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klagers verlof is afgewezen op grond van een eerdere terugplaatsing naar een gesloten gevangenisafdeling vanuit de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.). Klager bleek tijdens zijn faseringstraject niet op het verlofadres te verblijven, omdat het adres op een gegeven moment niet meer bewoonbaar was. Hij heeft vervolgens bij familie verbleven, maar is dit vergeten te melden bij de inrichting met als gevolg een terugplaatsing. Van verdere overtredingen is niet gebleken. Klager beschikt bovendien op dit moment over een goedgekeurd verlofadres. Daarbij heeft hij in de tussentijd goed gedrag vertoond en heeft hij laten zien dat hij graag een nieuwe kans wenst om nog te enigszins te kunnen resocialiseren. Klager stelt dat zijn verlof ten onrechte is afgewezen en te zwaar wordt getild aan een ‘foutje’ van klagers zijde. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Voor verlofverlening dient een gedetineerde te beschikken over een geldig verlofadres. Bij het vorige verlof van klager is gebleken dat hij niet op het aangegeven verlofadres verbleef. Na onderzoek door de politie bleek het pand al weken leeg te staan. Betrokkene verbleef op een ander adres, maar heeft de inrichting niets laten weten. Nu het pand weken leegstond, kan ervan worden uitgegaan dat klager dit wist. Klager is ook medegedeeld dat hij contact met de inrichting diende op te nemen in geval van nood of een verandering van locatie. Hij heeft dit nagelaten en is daarmee onbetrouwbaar gebleken in het nakomen van afspraken. Als reden voor het verzoek tot algemeen verlof heeft klager het bezoeken van een ziek familielid opgegeven. Dit verzoek is echter niet nader onderbouwd. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. Het multidisciplinair overleg en de vrijhedencommissie hebben negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager is zes weken geleden vanuit de z.b.b.i. teruggeplaatst naar gesloten setting, omdat hij zich gedurende zes weekendverloven heeft onttrokken aan het toezicht door te verblijven op een ander adres dan het in de inrichting bekende verlofadres. Daarbij verblijft klager in het basisprogramma. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager is in België veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens diefstal. De straf is overgedragen overeenkomstig de bepalingen van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties als gevolg waarvan klager naar een gevangenis in Nederland is overgeplaatst. Klager is op 27 augustus 2019 in vrijheid gesteld. Klager heeft tijdens zijn detentie algemeen verlof verzocht om een bezoek te kunnen brengen aan zijn zieke moeder. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. De mogelijkheid van algemeen verlof heeft tot doel veroordeelde gedetineerden in het laatste jaar van de aan hen opgelegde vrijheidsstraf in de gelegenheid te stellen zich weer langzaam op hun terugkeer in de maatschappij voor te bereiden. Anders dan het incidenteel verlof en de strafonderbreking – die zich richten op een tijdelijke en noodzakelijke afwezigheid buiten de inrichting in verband met gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer – vereist de wet bij een verzoek om algemeen verlof een dergelijke noodzaak niet. Het algemeen verlof is immers een periodiek terugkerende verlofvorm die in het kader van resocialisatie kan worden ingezet. Uit het dossier volgt dat klager op 18 maart 2019 is geplaatst in de z.b.b.i. van de p.i. Middelburg, waar hij wekelijks regimesgebonden verlof genoot. Na zes regimaire weekendverloven bleek – na een controle door de politie – dat niemand op het door klager opgegeven verlofadres woonde en klager zes weekendverloven op een niet-controleerbaar adres heeft verbleven, zonder dit aan zijn contactpersoon in de inrichting te hebben gemeld. Klager heeft geen duidelijkheid verschaft over zijn daadwerkelijke verblijfadres. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormden voor verlofverlening en dat deze, ondanks het feit dat klagers nieuwe verlofadres door de politie in orde is bevonden, een afwijzing van zijn verlofaanvraag rechtvaardigden. Daarom kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van  mr. R. Smeijers, secretaris, op 7 oktober 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven