Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4086/GA, 04 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:04-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/4086/GA

betreft: [klager]                                   datum: 4 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.P.J. Tuma, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 6 juni 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Grave, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn opvolgend raadsman mr. M.A. Prins om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen afzondering in een afzonderingscel (namens klager worden de termen “isoleercel” en “ ordemaatregel” gebruikt en de beroepscommissie begrijpt, gelet op de onderliggende stukken dat aan de orde is de opsluiting in een strafcel op grond van artikel 51, eerste lid, van de Pbw), wegens het uitschelden en bedreigen van een medewerkster (klachtnummer GO-2019/273).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De opgelegde straf is onevenredig zwaar gelet op de aard en ernst van de overtreden norm. De sanctiekaart biedt ruimte op dit vlak en daarmee samenhangend moet wel degelijk worden gemotiveerd waarom gekozen is voor een bepaalde strafmodaliteit en duur van de straf. In het onderhavige geval is slechts de gedraging waarop de disciplinaire straf is gebaseerd genoemd, maar is verder niet aangegeven waarom niet met een lichtere straf (in modaliteit of duur) kon worden volstaan. Aangezien het een feit van algemene bekendheid is dat opsluiting in een isoleercel in psychisch opzicht een zware wissel trekt op een gedetineerde, met mogelijke psychische klachten als gevolg, had deze motivering in het onderhavige geval moeten worden gegeven. De directeur persisteert bij het verweerschrift van 28 mei 2019.

3.         De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De opgelegde straf valt binnen de kaders van de landelijke sanctiekaart 2016 en kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet als disproportioneel worden aangemerkt. De beroepscommissie is voorts van oordeel dat de directeur, op basis van het schriftelijke verslag, in redelijkheid en billijkheid heeft kunnen beslissen tot het opleggen van de disciplinaire straf. Nu niet ten nadele van klager is afgeweken van de sanctiekaart voornoemd, behoefde de opgelegde straf op dit punt niet nader te worden gemotiveerd. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van

mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 4 oktober 2019.

      

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven