Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2776/SGA, 11 december 2003, schorsing
Uitspraakdatum:11-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/2776/SGA

Betreft: [klager] datum: 11 december 2003

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 5 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de gevangenis Zutphen van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Achterhoek te Zutphen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie, inhoudende de plaatsing van verzoeker en een tweedegedetineerde in een zogenaamde meerpersoonscel.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het klaagschrift d.d. 5 december 2003 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 9 december 2003 en de telefonische inlichtingen van de directeur d.d. 10 december2003.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft het verzoek niet schriftelijk toegelicht. Voor verdere informatie verwijst verzoeker naar het door hem bijgevoegde klaagschrift. In dat klaagschrift is onder meer het volgende aangevoerd. Het afdelingshoofd heeftverzoeker op 4 december 2003 aangezegd dat hij zijn cel met een medegedetineerde moet gaan delen. Verzoeker is het daar niet mee eens en wil daar niet aan meewerken. Indien verzoeker geen medewerking verleent, kan hem eendisciplinaire straf worden opgelegd. Op deze wijze wordt verzoeker gedwongen zijn medewerking te verlenen aan de plaatsing op een meerpersoonscel. Dit bevreemdt verzoeker omdat de minister heeft gezegd dat plaatsing in eenmeerpersoonscel alleen op basis van vrijwilligheid kan geschieden. Tijdens het gedeco-overleg op 4 december 2003 zou ook namens de directie zijn medegedeeld dat plaatsing in een meerpersoonscel alleen op vrijwillige basis geschiedt.

Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren. Verzoeker moet binnenkort zijn verblijfsruimte gaan delen met een tweede gedetineerde en wordt ten aanzien van verzoeker uitvoering gegeven aan demaatregel “twee op 1 cel”. Verzoeker verblijft in een besloten regime van algehele gemeenschap. Op 3 november 2003 heeft de beroepscommissie een zestal gelijksoortige zaken behandeld. Voorafgaande aan deze zaken werd door iederebetrokkene een schorsingsverzoek ingediend bij de voorzitter van de beroepscommissie. Deze heeft de betrokkenen niet-ontvankelijk verklaard in hun schorsingsverzoeken. Bij de beoordeling van deze verzoeken werd – ten overvloede –overwogen dat “de Pbw voor de directeur van een inrichting waar een regime van algehele gemeenschap geldt ............ de mogelijkheid openlaat om gedetineerden – aan de hand van daarvoor geldende selectiecriteria – gemeenschappelijk onderte brengen”.

Deze selectiecriteria zijn inmiddels ontwikkeld. Verzoeker wordt, indien hij weigert mee te werken aan zijn plaatsing in een meerpersoonscel voor één dag in afzondering in een afzonderingscel geplaatst. Dagelijks wordt hem gevraagdof hij alsnog wenst mee te werken aan deze plaatsing. Indien verzoeker blijft weigeren wordt de afzonderingsmaatregel steeds met één dag verlengd. Na een week wordt verzoeker, indien hij bij zijn weigering blijft, aangeboden aan deselectiefunctionaris ter herselectie voor een andere inrichting. In afwachting van die overplaatsing verblijft verzoeker dan in afzondering.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan wordenonderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is omthans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

De gevangenis Zutphen is een inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Artikel 20, tweede lid, van de Pbw luidt, voorzover hier van belang:
- 1. (...)
- 2. In een regime van algehele gemeenschap kunnen gedetineerden worden verplicht zich tijdens de maaltijden, gedurende bezoektijden voor zover zij geen bezoek ontvangen, alsmede gedurende activiteiten waaraan zij niet deelnemen, inhun verblijfsruimte op te houden. Deze ruimte is voor hen persoonlijk dan wel voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemd. (...)

In de Memorie van Toelichting op de Pbw (Kamerstukken II, 1990/91, 21 634,
nr 2, blz 4/5) heeft de minister daaromtrent – voor zover hier van belang – opgemerkt:
(...) Het voorgestelde artikel 20, tweede lid, maakt het mogelijk om in overeenstemming met de huidige situatie in het gevangeniswezen in inrichtingen met een regime van algehele gemeenschap, verblijfsruimten te bestemmen voor deonderbrenging van meer dan één gedetineerde. (...) Het voorgestelde onderscheid tussen persoonlijke en gemeenschappelijke verblijfsruimten is in overeenstemming met de internationale normen ter zake. Zo stelt artikel 14 van deEuropean Prison Rules weliswaar de onderbrenging van personen gedurende de nacht in individuele cellen voorop, maar staat het ook gezamenlijk gebruik van accommodatie toe voor zover de betrokken gedetineerden hiervoor geschiktworden geacht. (...)

Binnen de p.i. Achterhoek, waartoe de gevangenis Zutphen behoort, zijn selectiecriteria ontwikkeld, die worden toegepast bij de beoordeling van de geschiktheid van de individuele gedetineerde voor plaatsing in meerpersoonscellen. Dein die selectiecriteria opgenomen beleidsregels worden in de inrichting toegepast.

Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat de onderhavige beslissing van de directeur naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet in strijd is met een voor de inrichting geldend wettelijk voorschrift, terwijl – nog steeds naarhet voorlopig oordeel van de voorzitter – ook niet kan worden gezegd dat die beslissing zodanig onredelijk of onbillijk moet worden geacht, dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere)tenuitvoerlegging van die beslissing. Hetgeen door verzoeker daaromtrent naar voren is gebracht doet daaraan niet af. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. D.J. Dee, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 11 december 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven