Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3099/TB, 25 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:25-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/3099/TB

betreft: [klager]                                               datum: 25 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 7 maart 2019 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Ter zitting van de beroepscommissie van 14 augustus 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, en namens verweerder, […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Tevens was als toehoorder ter zitting aanwezig dr. T. Jambroes, lid van de Raad. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC de Pompestichting (hierna: de Pompestichting), hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde voorziening.

2.         De feiten

Klager is bij beslissing van 20 februari 2006 geplaatst in een longstayvoorziening van de Pompestichting. Bij beslissingen van 13 januari 2012 en 7 februari 2013 is beslist om hem over te plaatsen naar de toenmalige longstayvoorziening FPC Veldzicht te Balkbrug. Bij beslissing van 12 november 2014 is klager overgeplaatst naar een longstayvoorziening van de Pompestichting. Bij beslissing van 2 juni 2015 is beslist om klagers verblijf in een longstayvoorziening van de Pompestichting voort te zetten. In 2016 en 2017 is in pro justitia rapportages geadviseerd om klagers behandelmotivatie opnieuw te onderzoeken. Klager is vanaf 17 mei 2017 tot 5 juli 2017 ter observatie opgenomen in FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, welke instelling adviseerde om binnen de longstayvoorziening te starten met een aantal probleemgebieden. In de pro justitia rapportages van 15 februari 2018 en 16 februari 2018 is geadviseerd om de behandeling in de longstayvoorziening uit te bouwen en de behandeldruk op te voeren en als klager dit zou blijven verdragen, zou gekeken kunnen worden naar opheffing van de longstaystatus en plaatsing in een behandelinrichting. Het hoofd van de Pompestichting heeft op 20 februari 2018 aangegeven het niet wenselijk te vinden om de longstaystatus op te heffen omdat nog niet duidelijk is dat klager weer behandeld zou kunnen worden. Er werden behandelmogelijkheden binnen de longstayvoorziening gezien. Vervolgens heeft de Landelijke Adviescommissie Plaatsing langdurig forensisch psychiatrische zorg (LAP) op 17 april 2018 geadviseerd om klagers longstaystatus op te heffen omdat nieuw perspectief werd gezien in de behandeling van klager. Klager is vervolgens ter behandeling aangeboden aan verschillende tbs-instellingen maar alle instellingen hebben de opname van klager afgewezen vanwege ontbrekende samenwerking en een negatieve/ontwrichtende invloed van klager op het behandelklimaat. Tegen deze achtergrond heeft de LAP in het op 1 februari 2019 uitgebrachte advies geadviseerd tot voortzetting van klagers longstayplaatsing met als voorwaarde een nieuwe herbeoordeling binnen een jaar en gedurende dat jaar een onderzoek te laten doen door het Pieter Baan Centrum (PBC). Verweerder heeft op 7 maart 2019 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. 

Van de vier aanbevelingen van de Van der Hoeven Kliniek heeft de Pompestichting er maar één opgevolgd. Klager is aangemeld voor psychotherapie maar heeft daar vijf maanden op moeten wachten. Vervolgens is de psychotherapie gestopt omdat klager tweemaal uit protest tegen een afdelingsarrest dat aan de hele afdeling was opgelegd in verband met drugs op de afdeling niet naar psychotherapie was gegaan. De Pompestichting heeft steken laten vallen en zet zich af tegen de aanbevelingen van FPC Van der Hoeven Kliniek. Uit de wettelijke aantekeningen volgt dat het het afgelopen jaar niet denderend is gegaan in de Pompestichting. Klager werd niet conform de aanbevelingen van FPC Van der Hoeven Kliniek bejegend in de Pompestichting. Op de afdeling Niers werden de verpleegden alle vrijheden ontnomen en kregen zij een vrijhedencontract. Omdat klager niet altijd aanbelde bij het betreden van de afdeling mocht hij niet meer sporten. Er was sprake van machtsmisbruik. Uit de pro justitia psychologische rapportage van G. volgt dat klager zelf de randvoorwaarden voor zijn behandeling heeft gecreëerd. Hij is abstinent van middelen en relatief rustig geworden. In de pro justitia psychiatrische rapportage van B. is duidelijk aangegeven dat het door de Van der Hoeven Kliniek aanbevolen traject niet zal lukken in de Pompestichting. De Pompestichting heeft nog maar één longstaylocatie en heeft het alleenrecht op longstayplaatsing. Gelet op de adviezen moet geprobeerd worden om klager in een andere kliniek te plaatsen. Klager verdient een kans. Dat er geen mogelijkheid is om klager in een andere kliniek te plaatsen, kan verweten worden aan de Minister die verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van de tbs en de longstay. De beslissing van de Minister is in strijd met artikel 5 van het EVRM. De intake bij FPC Dr. S. van Mesdag was positief. Bedoeling was dat hij voor een jaar in FPC Dr. S. van Mesdag zou worden geplaatst en dat daarna een evaluatie/zorgconferentie zou plaatsvinden. In plaats daarvan werd toch eerst een zorgconferentie gehouden die plots een andere wending nam. De Pompestichting gaf allesbehalve positieve feedback ten aanzien van klager. Klager voelde zich aangevallen. Vervolgens hebben de aanwezige tbs-instellingen de opname van klager geweigerd.
Nu alle instellingen de opname van klager weigeren, wil de Minister met een PBC rapportage een opening zoeken om klager toch over te plaatsen. Klager moet echter heel lang wachten op plaatsing in het PBC en het toetsmoment van de LAP dat binnen een jaar zou plaatsvinden, zal niet worden gehaald. In mei 2018 heeft de Minister beslist om klagers longstayplaatsing op te heffen. Omdat plaatsing in een andere tbs-instelling praktisch niet gerealiseerd kan worden, is zijn longstayplaatsing verlengd. Dit is niet juist. Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren, de Minister op te dragen om klager in een behandelfaciliteit te plaatsen en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen gelijk aan de tegemoetkoming die werd toegekend aan tbs-passanten, te weten € 600,= per maand vanaf mei 2018 met een verhoging na vier maanden van € 225,= per maand. Door klager is het beroep als volgt toegelicht. Verwacht wordt dat klager rond november 2019 zal worden opgenomen in het PBC. Klager heeft toegezegd dat hij naar het PBC zal gaan, hoewel hij er moeite mee heeft. Personeel dat met hem werkt, neemt geen verantwoordelijkheid en wil die verantwoordelijkheid afschuiven naar derden. Hij is in 2011 eerder in het PBC geplaatst Klager had al sinds 1998 geen vertrouwen meer. Hoewel het personeel in de Pompestichting geen vertrouwen in hem had, is het hem toch gelukt om een bepaalde stabiliteit te creëren. Hij heeft voldaan aan gestelde voorwaarden. Klager geeft sinds 2008 aan dat hij een nieuwe behandelpoging wenst en de eerste rapportage waarin wordt geadviseerd om hem een kans te bieden, dateert al van 2009. Er zijn veel adviezen gegeven om hem in een behandelsetting te plaatsen, maar de Pompestichting stelt dat die adviezen niet opgevolgd hoeven worden. De Pompestichting wilde geen proefplaatsing in de Van der Hoeven Kliniek. Vanaf 2006 tot 2016 heeft klager het heel goed gedaan. Hij gebruikt geen drugs, geen medicatie, rookt niet, is positief, probeert het beste met mensen voor te hebben en er is geen sprake geweest van incidenten.

Hij wil graag een start in een nieuwe omgeving. Op de afdeling Niers is hij beschuldigd van groepsontwrichting, kon hij niet goed functioneren en liep de behandeling vast. Momenteel verblijft hij in de locatie Zeeland omdat de afdeling Niers gesloten is. Hij heeft in locatie Zeeland veel ruimte en kan daar sporten. Op de vraag hoe klager momenteel aankijkt tegen het feit dat hij letsel heeft veroorzaakt, heeft klager geantwoord dat hij denkt dat hij meer grip heeft en meer inzicht heeft gekregen in zijn psyche en wat de trigger is geweest. Klager heeft tijd gehad om na te denken en de kans dat hij weer de fout ingaat, is heel klein. Klager wordt de zwartepiet toegespeeld als gezegd wordt dat hij een ontwrichtende invloed heeft. De vraag is of dat echt zo is. Hij heeft het gevraagd aan verschillende mensen en kreeg als antwoord dat dat volgens hen niet zo was. Klager dreigt niet en gebruikt geen geweld. Hij houdt wel rekening met anderen. Het incident van mei 2019 was niet handig maar klager had verliefde gevoelens en heeft die uitgesproken. Het personeelslid heeft zijn gevoelens bevestigd en hem valse hoop gegeven. Klager hoopte veel therapie te krijgen maar dat is nog niet gebeurd.

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. 

Klager is onderzocht in FPC Van der Hoeven Kliniek. Gelet op de adviezen van de Pompestichting, als vermeld in de pro justitia rapportages en de LAP is gezocht naar een vervolginstelling. De tbs-instellingen hebben het verzoek om klager te plaatsen afgewezen omdat klager niet in samenwerking was en hij het behandelklimaat negatief zou beïnvloeden. Vervolgens heeft de LAP in een nader advies gelet op deze situatie tot voortzetting van de lonstayplaatsing geconcludeerd voor een jaar met in dat jaar observatie en onderzoek in het PBC. Verwacht wordt dat klager in oktober/november 2019 in het PBC kan worden geplaatst. De ideeën vermeld in het vorige advies van de LAP zijn inmiddels achterhaald. Na het advies van FPC Van der Hoeven Kliniek is klager aangemeld voor cognitieve gedragstherapie en is gestart met psychotherapie, maar dit is niet geslaagd. Er is goed nagedacht over en zorgvuldig gezocht naar een mogelijkheid tot overplaatsing van klager naar een behandelinstelling. Omdat alle instellingen de plaatsing van klager hebben afgewezen vanwege ontbrekende samenwerking en de negatieve/ontwrichtende invloed van klager op het behandelklimaat is het niet mogelijk om zijn longstaystatus op te heffen en/of hem over te plaatsen. Er is maar één longstay-instelling. Afgewacht moet worden wat er uit het PBC onderzoek komt en hoe de instellingen kijken naar de resultaten van de PBC rapportage. Het is niet juist om vooruit te lopen op de PBC rapportage. De beslissing van 7 maart 2019 tot voortzetting van klagers longstayplaatsing is in dat licht niet onredelijk of onbillijk en derhalve is de door de raadsvrouw gevraagde tegemoetkoming niet aan de orde. Als een tegemoetkoming toch aan de orde zou zijn, dan zou de Minister op dit punt nader schriftelijk willen reageren.

4.         De beoordeling

Klager is bij beslissing van 20 februari 2006 in een longstayvoorziening van de Pompestichting geplaatst. Hij verblijft momenteel in de longstayvoorziening locatie Zeeland van de Pompestichting. In paragraaf 4 van het Beleidskader langdurige forensisch psychiatrische zorg, in werking getreden op 1 januari 2019, is bepaald dat door middel van een periodieke toets door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de plaatsing in een longstayvoorziening nog noodzakelijk is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde en het recidiverisico te onderzoeken. Uit de pro justitia rapportages van 15 en 16 februari 2018 komt naar voren dat weliswaar de kans op recidive als gemiddeld tot hoog wordt ingeschat maar dat er wel behandelmogelijkheden worden gezien. Aanbevolen is om de behandeling van klager op korte termijn uit te bouwen en de behandeldruk iets meer op te voeren. Als klager dit kan verdragen, dient gekeken te worden naar opheffing van de longstaystatus en plaatsing op een behandelafdeling waar het personeel ervaring heeft met verpleegden met een persoonlijkheidsstoornis in combinatie met gewelddadige seksuele delicten met als uiteindelijk doel resocialisatie.
Uit het advies van het hoofd van de Pompestichting van 20 februari 2018 volgt dat gestart is met psychotherapie maar dat het proces van therapie meer tijd zal nodig hebben om eventueel tot verandering te leiden. Het werd niet wenselijk geacht om klager naar een andere instelling over te plaatsen. Voortzetting van zijn plaatsing in een longstayvoorziening werd geïndiceerd geacht. De LAP heeft in haar advies van 17 april 2018 geadviseerd om opheffing van de longstaystatus. Vervolgens is klager aangeboden aan diverse tbs-instellingen.
Alle instellingen hebben de plaatsing van klager afgewezen vanwege ontbrekende samenwerking en een negatieve/ontwrichtende invloed van klager op het behandelklimaat. Tegen deze achtergrond heeft de LAP in het advies van 1 februari 2019 geadviseerd tot voortzetting van klagers longstayplaatsing met als voorwaarde een nieuwe herbeoordeling over één jaar. Voorts heeft de LAP geadviseerd om gedurende dat jaar onderzoek te laten doen door het PBC. Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing niet in strijd is met het recht en dat verweerder ten tijde van de bestreden beslissing van 7 maart 2019 in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt in afwachting van plaatsing van klager in het PBC. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie wil tot slot benadrukken dat zij het een onwenselijke situatie acht dat slechts één tbs-instelling is aangewezen als longstayvoorziening, hetgeen het onmogelijk maakt om een verpleegde die een longstaystatus heeft indien nodig of wenselijk over te plaatsen naar een andere longstayvoorziening.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, drs. M. Daniel en prof. dr. H.J.C. van Marle, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 september 2019.     

 

            secretaris                                 voorzitter                   

 

 

 

 

 

Naar boven