Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2454/GA, 07 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/2454/GA

betreft: [klager]                                               datum: 7 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 29 november 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de afschrijving van klagers rekening van € 13,81 voor boodschappen die hij niet heeft ontvangen (klachtnummer A-2018-425). De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De boodschappen die klager besteld had, zijn wel afgeboekt van zijn rekening-courant, maar hij heeft de droge producten na zijn overplaatsing van de p.i. Arnhem naar de p.i. Achterhoek niet ontvangen. Klager heeft aangegeven zijn beroep mondeling te willen toelichten. De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie wijst het verzoek van klager te worden gehoord af, nu zij zich op basis van de stukken voldoende voorgelicht acht om op het beroep te beslissen. De beroepscommissie stelt vast dat klager in zijn klaagschrift niet heeft aangegeven welke boodschappen niet zijn geleverd. De beklagrechter heeft de directeur niet om een reactie op de klacht gevraagd en de klacht afgedaan met een verwijzing naar het feit van algemene bekendheid dat versproducten evenals enkele andere artikelen in geval van een overplaatsing niet worden nagezonden.
In beroep geeft klager aan dat het droge producten betrof. De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid op het beroep te reageren. Gelet daarop neemt de beroepscommissie als onweersproken aan dat klager boodschappen heeft besteld die hij ten onrechte niet heeft ontvangen en dientengevolge ten onrechte € 13,81 van zijn rekening courant is afgeboekt. De beroepscommissie verklaart het beroep daarom gegrond, vernietigt de beslissing van de beklagrechter en verklaart het beklag gegrond. Aan klager komt een tegemoetkoming toe van € 13,81.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming van € 13,81 toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. T.B. Trotman en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 oktober 2019.                                  

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven