Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1839/GA, 15 februari 2019, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1839/GA

betreft: [Klager]           datum: 15 februari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P. Scholte, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 24 augustus 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van de eerdergenoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering voor de duur van twee dagen wegens het ontvangen van contrabande, gegeven door iemand die bij klager op bezoek was (LW 2018-261). De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Uit het onderzoek door de p.i. (afzondering middels cameratoezicht en door de medische dienst) is niet gebleken dat klager contrabande heeft ingevoerd. Aldus bleek de aanvankelijke verdenking niet juist te zijn en de beslissing tot afzondering (met cameratoezicht) achteraf in alle redelijkheid niet genomen had kunnen worden. Voorts wordt gesteld dat de beklagcommissie ten onrechte voorbij is gegaan dat ook in dit soort zaken de onschuldpresumptie geldt. Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Gelet op de camerabeelden is voldoende aannemelijk dat klager iets in zijn beker liet vallen en dit snel opdronk. Omwille van de eigen veiligheid van klager en voor de orde en veiligheid binnen de inrichting is aan appellant de genoemde ordemaatregel opgelegd. Hierbij weegt de eigen veiligheid van klager zwaar.

3.         De beoordeling

De directeur is gelet op het bepaalde in artikel 24, eerste lid, in samenhang met artikel 23, eerste lid, van de Pbw, bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen indien dit –voor zover hier van belang – noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting of van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, dan wel indien dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde noodzakelijk is. De afzondering duurt ten hoogste twee weken. Uit de voorhanden stukken blijkt genoegzaam dat ten aanzien van klager op 19 juli 2018 het vermoeden bestond dat hij contrabande had ingeslikt. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur op grond van dat vermoeden in redelijkheid tot voornoemde ordemaatregel heeft kunnen besluiten omwille van de veiligheid van klager alsmede de orde en veiligheid van anderen in de inrichting. Dat achteraf is gebleken dat klager geen contrabande heeft ingeslikt doet aan voornoemd vermoeden en daarmee samenhangende noodzaak tot handelen niet af. Daar komt bij dat de opgelegde maatregel geen bestraffend karakter heeft maar een ordemaatregel betreft die is opgeheven toen de medische dienst klager “schoon” had verklaard en er dus geen contrabande was aangetroffen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, J. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 15 februari 2019.

                

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven