Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1712/GA, 20 mei 2019, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/1712/GA

betreft: [klager]                                               datum: 20 mei 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.C. Pedrotti, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 11 september 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 11 april 2019, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.C. Pedrotti, en namens de directeur van de p.i. Ter Apel mevrouw […], juridisch medewerker. Als toehoorder was aanwezig mevrouw […], senior secretaris bij de Raad.

 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft

a. onheuse bejegening door personeelsleden en
b. de omstandigheid dat klager te weinig loon heeft ontvangen (TA-2018-000137).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

a. Klager is onheus bejegend en gediscrimineerd door personeel van de inrichting. Het handelen van medewerkers kan beklagwaardig zijn. Dat is in casu het geval, nu de betreffende medewerkers bezig waren met een controle op de arbeidsplaats in opdracht van de directeur. 

b. Naar aanleiding van een woordenwisseling met de personeelsleden is hij in zijn loon gekort op 30 januari 2018. Er zijn diverse documenten overgelegd waaruit dat blijkt. Klager is daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

a. Er was sprake van een langlopend conflict tussen klager en het betrokken personeelslid, waarbij klager het personeelslid zelfs heeft bedreigd. Van onheuse bejegening is echter niet gebleken. Omdat een onhoudbare situatie was ontstaan, is klager uiteindelijk overgeplaatst naar een andere inrichting.

b. Klagers klacht hieromtrent is bij de beklagrechter eerder behandeld onder het kenmerk TA-20187-219. Klager dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in onderhavige klacht. Wanneer klager onvoldoende inzet toont, komt hij niet in aanmerking voor een prestatiebonus en ontvangt hij enkel het minimumloon. Indien een gedetineerde zich ziek meldt en dit door een arts wordt bevestigd, krijgt hij 80% van het basisuurloon. Wanneer de arts oordeelt dat hij wel in staat is te werken, ontvangt hij geen loon.

3.         De beoordeling

a. Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw, kan de gedetineerde bij de beklagrechter beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Handelen van medewerkers van de inrichting kan onder omstandigheden een beklagwaardige beslissing als hiervoor omschreven, opleveren. Daarvoor is nodig dat dit handelen door die medewerker voortvloeit uit de vervulling van de hem opgedragen taak. Daarvan is in dit geval geen sprake. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

b. Door en namens klager is toegelicht dat onderhavige klacht van 6 februari 2018 is gericht tegen de loonuitbetaling van 30 januari 2018. De beroepscommissie stelt vast dat de klacht met het kenmerk TA-2017-219 dateert van 10 juli 2017 en dus niet kan zien op de (in de toekomst gelegen) uitbetaling van 30 januari 2018. Uit de uitspraak van de beklagrechter van 27 augustus 2018 (TA-2018-219) kan voorts worden afgeleid dat niet is geoordeeld over de loonuitbetaling op 30 januari 2018. De beroepscommissie stelt op grond van het voorstaande vast dat niet eerder is geoordeeld over de uitbetaling van 30 januari 2018 en klager dus alsnog dient te worden ontvangen in zijn beklag. Dit beklag zal echter ongegrond worden verklaard nu onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van een verkeerde uitbetaling, terwijl uit het dossier volgt dat klager wegens het niet tonen van voldoende inzet en ziekmeldingen niet altijd 100% en de prestatiebonus uitgekeerd kreeg. Het beklag wordt daarom alsnog ongegrond verklaard.

4.         De uitspraak

a. De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

b. De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. H. Heddema, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 20 mei 2019.

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven