Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2809/GV, 22 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:22-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2809/GV

betreft: [klager] datum: 22 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 9 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 1 december 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster om haar beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klaagster heeft haar beroep als volgt toegelicht. Klaagsters is een alleenstaande moeder met een dochter van tien jaar. Klaagster vriendin, die op klaagsters dochter past, gaat voor een korte periode op vakantie naar Curaçao.Gedurende deze periode is er geen oppas voor het kind. De huisarts heeft bericht dat klaagsters dochter duidelijk van slag is door de detentie van haar moeder.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klaagster heeft in december 2001 een oproep ontvangen voor het ondergaan van een aan haar opgelegde gevangenisstraf in een zelfmeldinrichting. Zij meldde zich niet, pleegde opnieuw een strafbaar feit en werd opnieuw veroordeeld.Omdat klager eerder geen gehoor gaf aan een oproep voor detentie, is zij in de arrestatieplanning opgenomen. Zij wist dat zij op enig moment detentie moest ondergaan en heeft ruim de tijd gehad opvang voor haar kind te regelen. Zijheeft het er echter op aan laten komen. Onder voornoemde omstandigheden levert het door klaagster aangevoerde argument naar het oordeel van de Minister geen bijzondere omstandigheid op als bedoeld in de regeling tijdelijk verlatenvan de inrichting d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI, hierna de Regeling. Klaagster verzoek is dan ook afgewezen.

Op klaagsters verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Vanuit de inrichting waar klaagster thans verblijft, wordt haar verzoek, gelet op haar correcte functioneren binnen de inrichting, ondersteund.

3. De beoordeling
Klaagster ondergaat twee gevangenisstraffen met een totale duur van éénentwintig weken. De tenuitvoerlegging van deze straffen is aangevangen op 1 oktober 2003 en zal eindigen op 25 februari 2004.

Krachtens artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

De afwijzing door de Minister van klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt. De beroepscommissie overweegt hierbij dat klaagster zichzelf in een situatie heeft gemanoeuvreerd waarin zij, als alleenstaande moeder, op enig moment zou worden aangehouden voor het ondergaan van de aan haar opgelegdegevangenisstraffen. Zij heeft ruim de tijd gehad op die situatie in te spelen. Zo had zij, na de opvang voor haar kind te hebben geregeld, in contact kunnen treden met justitie om de straffen op een voor haar gunstig(er) moment teondergaan, in ieder geval een zodanig moment dat de opvang voor haar kind gewaarborgd was. Dat alles heeft klaagster nagelaten.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 22 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven