Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4018/GV, 11 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:11-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/4018/GV

betreft: [klager]            datum: 11 september 2019

De alleensprekende beroepsrechter als bedoeld in artikel 73, eerste lid in verbinding met artikel 69, derde lid van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 19 juni 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming, en van de onderliggende stukken. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepsrechter als volgt.

1.         De beoordeling

Op grond van artikel 72, tweede lid, van de Pbw heeft de gedetineerde het recht tegen een hem betreffende beslissing aangaande verlof, voor zover hiertegen geen beklag ingevolge artikel 60, eerste en tweede lid, openstaat, een met redenen omkleed beroepschrift in te dienen bij de beroepsrechter, als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Pbw. Klagers raadsman is bij e-mail van 24 juni 2019 in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van tien dagen na dagtekening van die e-mail de gronden van het beroep alsnog schriftelijk mede te delen. In deze e-mail is tevens aan de raadsman geschreven dat de aan de bestreden beslissing ten grondslag liggende stukken door de wederpartij, de inrichting of de gedetineerde zelf (kunnen) worden ingebracht. Bij e-mail van 19 juli 2019 heeft de raadsman de onderliggende stukken geëist dan wel een nadere termijn geëist. Van de gelegenheid om het beroepschrift binnen de daarvoor gegeven termijnen met redenen te omkleden, is geen gebruik gemaakt. Klagers raadsman heeft gesteld daartoe niet in staat te zijn bij gebreke van de onderliggende stukken. Aangenomen mag echter worden dat klager de afwijzende beslissing, waartegen het beroep zich richt, heeft ontvangen. Hij moet aldus in staat worden geacht op basis van die schriftelijke beslissing zijn raadsman de gronden van het beroep te laten aanvullen. Nu die gronden zijn uitgebleven, dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep. De beroepsrechter merkt daarbij op dat de onderhavige procedure, waarin sprake is van rechtstreeks beroep, dient te worden onderscheiden van de bij de raadsman wellicht bekendere procedure in GA-zaken. In die zaken vraagt de beroepscommissie de onderliggende stukken en de uitgewerkte uitspraak op bij de commissie van toezicht. De onderhavige procedure verschilt echter van de GA-procedure door de afwezigheid van dit voortraject en de doorgaans met de GV-procedure gemoeide spoedeisendheid.

2.         De uitspraak

De beroepsrechter verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gegeven door de beroepsrechter voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Bikker, secretaris, op 11 september 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven