Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3658/GA, 18 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:18-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Luchten  v

 

nummer:          R-19/3658/GA

betreft: [klager]                                   datum: 18 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Bruns, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 7 mei 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. K. Bruns om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de omstandigheid dat klagers recht op luchten zou zijn geschonden (NM2019/251). De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 18 maart 2019 heeft er een weerzinwekkende aanslag plaatsgevonden in Utrecht. Naar aanleiding van deze aanslag is het volledige dagprogramma stilgelegd, waardoor ook het luchtmoment is komen te vervallen. Hoewel er sprake was van een zeer ernstig voorval in het centrum van de stad, is niet – althans onvoldoende – gebleken dat er ook binnen de inrichting sprake was van een overmachtssituatie waardoor het luchten tijdelijk niet gerealiseerd kon worden. Ook indien de Raad tot de conclusie komt dat er sprake was van een calamiteit, dan neemt dat niet weg dat klagers recht op luchten is geschonden en dat de directeur geen enkele inspanning heeft verricht om het gemiste luchtmoment te compenseren. Klager verzoekt om een passende tegemoetkoming wegens schending van artikel 49, derde lid, Pbw. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 18 maart 2019 vond aan het einde van de ochtend een aanslag plaats in Utrecht, vlakbij de p.i. Nieuwegein. Uit verschillende hoeken kwam onvolledige informatie, hetgeen voor onrust en speculaties zorgde. Er kon sprake zijn van een terroristische aanslag en alle inwoners van Utrecht kregen dan ook het advies om binnen te blijven. Het dreigingsniveau werd verhoogd naar 5 en de dader was nog voortvluchtig, waarbij een vervolgaanslag niet kon worden uitgesloten. Het hele openbare leven kwam hierdoor stil te liggen. Toen werd bekend dat de dader een ex-gedetineerde was die nog niet zo lang geleden in de inrichting zat gedetineerd en hij mogelijk nog contacten dan wel relaties met andere gedetineerden zou kunnen hebben wat verdere onrust en veiligheidsrisico’s kon geven, onder andere tijdens een luchtmoment. Tevens bleek de dader nog op de vlucht te zijn en hij kon zich in de buurt van de inrichting bevinden. De helikopters vlogen af en aan boven de inrichting. De p.i Nieuwegein sloot, gelijk aan andere instanties, zijn deuren. Er kwam een bewaakte in- en uitgangscontrole nu de plaats delict nabij de inrichting was. Binnen de context van al deze omstandigheden werd de situatie, die zo plots en onvoorzien was opgetreden, als een dermate ernstige calamiteit beoordeeld dat besloten werd om het dagprogramma om 14.00 uur stil te leggen. Dit om de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting te herstellen en te waarborgen. Als gevolg van de stillegging van het dagprogramma konden de gedetineerden ook niet in de gelegenheid worden gesteld om te gaan luchten. Aan vrijwel de helft van de gedetineerden in de p.i. Nieuwegein, alwaar gemiddeld 422 gedetineerden verblijven, is die dag dan ook geen luchtmoment aangeboden. Het luchtmoment is later niet gecompenseerd omdat het is aangemerkt als een gevolg van een plotseling, onvoorzien opgetreden omstandigheid die conform de huisregels van de p.i. Nieuwgein als bedoeld in artikel 1.1 niet gecompenseerd hoeft te worden. Daarnaast is compensatie vanwege het enorme aantal gedetineerden die geen luchtmoment hebben gehad, ook niet haalbaar. Hiervoor is programma-technisch geen ruimte aangezien gedetineerden elke dag volle dagprogramma’s hebben.

3.         De beoordeling

Het recht op luchten, als bedoeld in artikel 49, derde lid, van de Pbw, is naar het oordeel van de beroepscommissie zo fundamenteel dat het in beginsel als een onvervreemdbaar recht voor gedetineerden wordt aangemerkt. Volgens vaste jurisprudentie dient de inrichting extra inspanningen te verrichten om gedetineerden niet te beperken in dit recht. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag het voorkomen dat een gedetineerde niet in de gelegenheid kan worden gesteld om te luchten. Ook bij zeer ernstige calamiteiten dient de inrichting in beginsel extra inspanningen te verrichten om een passende compensatie te kunnen bieden. De beroepscommissie is van oordeel dat een aanslag, zoals op 18 maart 2019 heeft plaatsgevonden, een zodanig uitzonderlijke situatie is dat afwijking van een dergelijk belangrijk beginsel gerechtvaardigd is. Gelet op de door de directeur verschafte inlichtingen omtrent de impact van de aanslag die op 18 maart 2019 nabij de p.i. Nieuwegein heeft plaatsgevonden, heeft de directeur de beslissing - het stilleggen van het dagprogramma als gevolg waarvan het luchtmoment niet kon doorgaan - in redelijkheid kunnen nemen om de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting te kunnen waarborgen. Er was sprake van een uitzonderlijke noodsituatie die alle gedetineerden in de p.i. Nieuwegein raakte, ten gevolge waarvan vrijwel de helft van alle gedetineerden die dag geen luchtmoment is aangeboden. De beroepscommissie is van oordeel dat het in dit geval dan ook onredelijk zou zijn om van de directeur te vergen dat hij klager een nieuw luchtmoment zou aanbieden. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 18 september 2019.

                         

secretaris        voorzitter

 

Naar boven