nummer: R-19/3064/GA
betreft: [klager] datum: 19 augustus 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 18 februari 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen te Alphen aan den Rijn, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. valse rapportages en het niet toevoegen aan de stukken van een medische rapportage opgesteld door het ziekenhuis (klachtnummer AR 2018/601) en
b. het feit dat tijdens klagers overplaatsing privé spullen op een later moment aan hem zijn aangeboden, maar dat er spullen ontbraken (klachtnummer AR 2018/606).
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag met klachtnummer AR 2018/601 en het beklag met klachtnummer AR 2018/606 ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
Het startpunt van klagers klacht is 23 oktober 2018, omdat hij op die dag zijn medisch dossier te zien kreeg. De klacht is daarom binnen de termijn ingediend. Klager wil de namen van degenen die met initialen in zijn medisch dossier vermeld staan hebben en tevens wil hij alle stukken, met name het medisch verslag met de onderzoeksresultaten van het ziekenhuisbezoek dat op 16 dan wel 17 augustus 2018 heeft plaatsgevonden, toegestuurd krijgen.
Ten aanzien van onderdeel b:
Klager mist nog steeds goederen. De onregelmatigheden bevestigen zijn klacht. De handtekening op de goederenlijst van de p.i. Alphen is niet van hem en het ontvangstlijstje van het Justitieel Complex Zaanstad laat andere goederen en aantallen zien dan het opstuurlijstje van de p.i. Alphen. De directeur heeft in beroep aangegeven te persisteren bij het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.
3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
Uit de stukken blijkt, en door klager is dit in beroep benadrukt, dat hij zijn beklag heeft ingesteld zodra hij op 23 oktober 2018 kennis had genomen van de inhoud van zijn medisch dossier. Daarbij is zijn klacht voldoende geconcretiseerd nu klager klaagt over onjuiste en ontbrekende stukken met datum in zijn medisch dossier. De beklagcommissie heeft klager dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag en de uitspraak zal worden vernietigd. De beroepscommissie stelt vast dat de klachten van klager medische klachten betreffen, waarvoor een andere procedure gevolgd moet worden die is geregeld in artikel 28 en verder van de Penitentiaire maatregel. De beklagcommissie had zich onbevoegd moeten verklaren om van de klachten kennis te nemen en de klachten moeten doorsturen naar het hoofd van de medische dienst in de p.i. Alphen.
Ten aanzien van onderdeel b:
De beroepscommissie is van oordeel dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep inzake dit onderdeel zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel a, bepaalt dat de beklagcommissie onbevoegd is van dit onderdeel van het beklag kennis te nemen en bepaalt dat de stukken in handen van het hoofd van de medische dienst van de p.i. Alphen worden gesteld ter verdere behandeling. Indien de voorbemiddeling door het hoofd van de medische dienst niet slaagt, stuurt deze de medische klacht door naar de Medisch Adviseur van het Ministerie van Justitie. De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b ongegrond en bevestigt dienaangaande de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 19 augustus 2019.
secretaris voorzitter