Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2512/GA, 18 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:18-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/2512/GA

betreft: [klager]                                   datum: 18 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.F.M. Oudijk, namens  […], verder te noemen klager,  gericht tegen een uitspraak van 17 december 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Ter Apel, voor zover aan klager geen tegemoetkoming is toegekend,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. A.F.M. Oudijk om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De uitspraak van de beklagrechter

De beklagrechter heeft – ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de weigering van de casemanagers om zijn verzoek tot strafonderbreking in behandeling te nemen (Ta 2018-000342) – geen tegemoetkoming aan klager toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Volgens de beklagrechter is klager niet in zijn belangen geschaad, omdat de Minister van Justitie en Veiligheid (minister) een negatieve beslissing heeft genomen op klagers verzoek tot strafonderbreking. Nu negatief is geoordeeld op klagers verzoek heeft klager hier naar het oordeel van de beklagrechter geen nadeel van ondervonden en is er geen tegemoetkoming toegekend aan klager. Klager is echter in beroep gegaan tegen de beslissing van de minister waardoor deze nog niet onherroepelijk is. Het is dus mogelijk dat in beroep alsnog wordt geoordeeld dat aan klager strafonderbreking moet worden toegekend. In dat geval is klager wel degelijk in zijn belangen geschaad doordat de strafonderbreking pas later in zal gaan. Ook indien in beroep de beslissing van de minister in stand wordt gelaten, is klager in zijn belangen geschaad nu hij – onnodig – een langere periode in onzekerheid heeft verkeerd omtrent zijn verzoek tot strafonderbreking. De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. Klager is niet in zijn belangen geschaad, omdat klager ten tijde van het indienen van het verzoek (dat eerst op 22 mei 2018 expliciet is gedaan) niet onherroepelijk veroordeeld was en het derhalve vaststond dat klager niet in aanmerking kwam voor strafonderbreking. De directeur verzoekt dan ook om de uitspraak over te nemen en aan klager geen compensatie toe te kennen. Terzijde heeft de directeur nog meegedeeld dat klager op 7 februari 2019 is uitgeleverd aan België, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat bij uitspraak van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Pbw van 6 november 2018 is beslist op het door klager aangehaalde beroep tegen de beslissing van de minister en dat dit beroep ongegrond is verklaard. Hetgeen klager in deze als eerste heeft aangevoerd, slaagt daarom niet. Ten aanzien van hetgeen klager overigens heeft aangevoerd, geldt dat de beroepscommissie zich kan zich verenigen met het oordeel van de beklagrechter om geen tegemoetkoming aan klager toe te kennen op de gronden zoals in de beslissing geduid. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 18 september 2019.       

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven