Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2089/STA, 14 augustus 2019, schorsing
Uitspraakdatum:14-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/2089/STA

Betreft : [verzoeker]    datum: 14 augustus 2019

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. L.M. Verkuil, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder de instelling te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de verdere tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de instelling van 30 juli 2019, inhoudende afzondering op de separeergang.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de eerdere uitspraken S-19/2017/STA van 25 juli 2019 en S-19/2033/STA van 2 augustus 2019 en de onderliggende stukken - waaronder het klaagschrift van 31 juli 2019 betreffende de op 30 juli 2019 opgelegde afzondering - alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 14 augustus 2019.

1.         De standpunten

Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht.

Het tot op heden voortduren van de afzondering op de separeergang dient geen enkel redelijk doel en is daarom niet meer proportioneel en subsidiair. Een afzondering op de eigen kamer, dan wel een plaatsing in afzondering op een afdeling of een overplaatsing naar een andere tbs-instelling moet dringend overwogen worden, omdat verzoeker voelt dat hij in de behandelrelatie helemaal terugvalt. Verzoeker voelt zijn wantrouwen groeien en hij verhardt in zijn gevoelens. Verzoeker heeft op 2 augustus 2019 in een uitgebreid gesprek meer openheid van zaken gegeven en zich daarbij kwetsbaar opgesteld. De instelling heeft hem gemeld dat er onderzoek wordt gedaan naar de vermeende drugs gerelateerde zaken. Er zijn bij verzoeker geen drugs gevonden. Volgens de instelling is het onderzoek aan verzoekers telefoon tijdrovend en noemen andere patiënten verzoekers naam. Verzoeker heeft gezegd dat hij graag 3-gesprekken wil voeren tussen hemzelf, de instelling en de patiënten die zijn naam genoemd hebben in verband met drugshandel. Verzoeker weet niet hoe hij aan de voorwaarden voor beëindiging van de afzondering kan voldoen. Verzoeker heeft nauwelijks contact met de sociotherapeuten die hem melden dat zij dat niet mogen. De sociotherapeuten van zijn afdeling en verzorgers/begeleiders van de separeergang hebben verzoeker gezegd het nog nooit te hebben meegemaakt dat een patiënt niet met zijn sociotherapeuten mag spreken over de doelen voor beëindiging van de maatregel. Met het hoofd behandeling en andere stafleden heeft verzoeker ook nauwelijks contact. Verzoeker heeft aangegeven dat hij de afzondering op de separeergang als een straf in plaats van een ordemaatregel ervaart. Daarop is hem gemeld dat alle afzonderingskamers op de afdelingen zelf vol zitten en dat naar een oplossing wordt gezocht, ook voor de situatie van zijn vogel op zijn kamer.

Na 2 augustus 2019 is er geen andere terugkoppeling vanuit de instelling meer naar verzoeker gedaan dan dat zijn vogel niet wordt toegelaten in de afzonderingskamer waar verzoeker verblijft. Verzoeker wordt steeds radelozer omdat hij is afgezonderd en niet kan werken aan de voorwaarden voor opheffing. Er zijn geen nadere afspraken gemaakt en de

3-gesprekken zijn niet meer benoemd. Er wordt geen plausibele reden voor de voortduring van de afzondering op de separeergang gegeven anders dan de hele instelling vol zit. Verzoeker ervaart dat er bijzonder veel stress en onrust in de instelling is. Dit verhoogt bij hem in ernstige mate zijn spanningsniveau. De hem door de psychiater voorgeschreven kalmeringstabletten werken niet. De psychiater heeft toegezegd langs te komen om andere medicatie te bespreken maar is tot op heden niet bij verzoeker langs gekomen.

De instelling moet duidelijk worden in haar beleid jegens verzoeker en over het onderzoek dat nog loopt. Inmiddels zijn er drie weken verstreken en mag verondersteld worden dat het meeste onderzoek is gedaan. Wat dit onderzoek heeft opgeleverd is niet duidelijk gemaakt en verzoeker kan daar dus ook niet op reageren. Het eventueel onderzoek aan zijn telefoon kan ook gedaan worden als verzoeker niet op de separeergang verblijft, zodat de maatregel niet langer nodig is om de orde en veiligheid te borgen. Het lijkt er op dat de instelling niet weet waar men met verzoeker heen moet, maar logistieke redenen mogen geen verborgen reden voor het voortduren van de afzondering zijn. 

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren.

De afzondering op de separeergang is opgelegd omdat er ernstige verdenkingen van verzoekers betrokkenheid bij drugshandel in de instelling zijn en de instelling er rekening mee houdt dat verzoeker bij terugkeer op de afdeling mogelijk bewijs en contrabande wegmaakt en/of medepatiënten gaat bedreigen. Voorkomen moet worden dat verzoeker in staat is om verschillende verhalen op elkaar af te stemmen. Duidelijk is dat verzoeker medepatiënten onder druk zet, wat voor erg veel onrust binnen de instelling zorgt.

In de schriftelijke mededeling van de beslissing van 30 juli 2019 staan de voorwaarden voor beëindiging van de afzonderingsmaatregel duidelijk vermeld: “U gaat in gesprek over bovenstaande situatie en geeft openheid. U maakt afspraken over uw gedrag en opstelling nar uw medepatiënten. U stelt zich controleerbaar op qua handelen en drugsgebruik )o.a. UC’s inleveren zonder te frauderen). U stelt zich begeleidbaar op tijdens uw contactmomenten”. 

De instelling verricht zowel intern als extern uitgebreid onderzoek naar de belgegevens van verzoeker en geldstromen. Verzoeker ontkent iedere betrokkenheid bij drugshandel en geeft geen openheid van zaken. Uitsluitend na confrontatie met bevindingen uit het onderzoek geeft hij enige informatie. Zo blijkt verzoeker 90 keer met hetzelfde nummer gebeld te hebben. Bij navraag zegt verzoeker dat het iemand is van het Werkhuis met wie hij contact heeft in een bemiddelende rol omdat een medepatiënt geld aan die man verschuldigd zou zijn. Met verzoekers telefoon zijn sms-berichten met codes verstuurd en ontvangen. Daarover geeft klager geen verdere informatie. Alle belgegevens van verzoeker worden gecontroleerd om een inschatting te kunnen maken hoe de orde en veiligheid in de instelling in het gedrang kunnen zijn. Dit onderzoek kost veel tijd omdat verzoeker niet meewerkt.

Tijdens verlof heeft verzoeker met een pinpas van een medepatiënt € 90,= gepind. Volgens verzoeker omdat die medepatiënt dat hem had gevraagd. De medepatiënt heeft aangegeven dat hij dat geld nodig had om zijn drugsdealer te betalen en heeft uitdrukkelijk geen naam willen noemen. Een andere medepatiënt heeft gezegd dat zijn netwerk geld voor drugs heeft laten overmaken en uit onderzoek van de instelling blijkt dat dit geld is overgemaakt naar het rekeningnummer van verzoekers moeder. De instelling sluit niet uit dat verzoeker informatie achterhoudt en is betrokken bij geldstromen ten behoeve van drugshandel in de instelling.

Tijdens de afzondering probeert verzoeker regelmatig in contact te treden met medepatiënten door bijvoorbeeld boodschappen door te geven en bedreigingen te uiten over medepatiënten. Hij roept geregeld zeer luid vanaf de patio naar patiënten op de bovengelegen afdeling en vanuit de afzonderingskamer naar andere patiënten op de separeergang. Sociotherapie hoort verzoeker met medepatiënten over drugshandel praten en als hem gevraagd wordt daarmee te stoppen houdt verzoeker zich daar niet aan. Verzoeker is vaker door de manager behandeling en het hoofd behandeling bezocht maar gaf telkens geen openheid. Beide medewerkers zijn beschikbaar als verzoeker wel verdere openheid wil geven.

Op 2 augustus 2019 is de drugshond aangeslagen bij controle van een aan verzoeker geadresseerd poststuk en zijn daarin eerder opengemaakte flesjes met vloeistoffen voor een E-smoker aangetroffen, die voor verder onderzoek op verboden middelen naar het laboratorium zijn gestuurd. Er is nog geen uitslag bekend.

De aanwijzingen voor verzoekers betrokkenheid bij drugshandel in de instelling nemen toe. De instelling heeft haar onderzoek nog niet kunnen afronden. Verzoekers aanwezigheid op de afdeling kan, ook als dit in afzondering zou zijn, nog steeds grote invloed hebben op de rust, orde en veiligheid in de instelling, omdat er nog steeds gevaar bestaat dat bewijs en contrabande worden kwijtgemaakt, dat verhalen op elkaar worden afgestemd, dat verzoeker medepatiënten onder druk zet of gaat bedreigen of omgekeerd en dat de voortgang van het onderzoek wordt gehinderd. Om die redenen is het noodzakelijk dat de afzondering op de separeergang wordt voorgezet.

2.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de verdere tenuitvoerlegging van de beslissing van 30 juli 2019 tot afzondering in strijd is met de wet dan wel zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de instelling. Naar het oordeel van de voorzitter is dat, mede gelet op de inlichtingen van het hoofd van de instelling, niet het geval. In RSJ 2 augustus 2019, S-19/2033/STA, heeft de voorzitter overwogen dat naar haar voorlopig oordeel het hoofd van de instelling in de aanwijzingen voor verzoekers betrokkenheid bij drugshandel in de instelling voldoende aanleiding heeft kunnen zien verzoeker af te zonderen in de separeergang. De in het huidige verzoek door verzoeker aangedragen stellingen kunnen naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet leiden tot het oordeel dat dit op dit moment anders zou zijn. Uit hetgeen door het hoofd van de instelling in reactie op die stellingen naar voren is gebracht, komt immers naar voren dat er meer aanwijzingen voor verzoekers betrokkenheid bij drugshandel in de instelling zijn, het onderzoek van de instelling nog gaande is en bij een verblijf van verzoeker in afzondering op zijn afdeling nog immer gevaar bestaat dat de voortgang van dat onderzoek wordt belemmerd.

Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. A. van Holten, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 14 augustus 2019.

                 secretaris                                            voorzitter

Naar boven