Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2092/GA, 15 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:15-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

nummer:          R-18/2092/GA

betreft: [klager]                                    datum: 15 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C. van Hoogmoed, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 24 oktober 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw voormeld, om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:          

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het niet beslissen op klagers verzoek hem te promoveren (klachtnummer IJ-2018-000650). De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De klacht is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, nu klager duidelijk heeft aangegeven te klagen over het niet beslissen op zijn verzoek te promoveren. Klager verbleef voor zijn overplaatsing (op eigen verzoek) op een plusprogramma. Er hebben zich geen incidenten voorgedaan die reden zouden zijn om klager te degraderen of niet te promoveren. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager had bij binnenkomst in het huis van bewaring op 29 mei 2018 geen promotiebesluit bij zich. Uit navraag bij de p.i. Grave (de vorige inrichting van klager) bleek dat klager te veel oranje gebieden had, reden waarom klager in de p.i. Grave niet is gepromoveerd. Vervolgens is klager op 5 juli 2018 op het Multi Disciplinair Overleg (MDO) van de p.i. Krimpen aan den IJssel besproken en is besloten om klager groen te kleuren. Helaas is hieromtrent geen beslissing aan klager uitgereikt. Kennelijk was klager in de veronderstelling dat hij rood was gekleurd, omdat in het huis van bewaring enkel het basisprogramma wordt gedraaid. Wel is klager op 10 augustus 2018 - nadat hij was overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel - voorzien van een promotiebesluit.

3.         De beoordeling

Een gedetineerde kan ingevolge artikel 60, eerste lid, van de Pbw beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Met een dergelijke beslissing wordt ingevolge het tweede lid van artikel 60 van de Pbw gelijkgesteld een verzuim of weigering om te beslissen. Uit de stukken komt onweersproken naar voren dat klager meermalen heeft verzocht om een beslissing tot promoveren zonder dat daar een reactie op kwam. Dit verzuim is gelet op vorenstaande beklagwaardig. Klager zal daarom alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (onder meer RSJ 6 november 2018, R-457) dient uiterlijk binnen zes weken na binnenkomst te worden bezien of een gedetineerde (weer) kan promoveren. Dit dient te gebeuren aan de hand van een (schriftelijk kenbare) belangenafweging. Uit de reactie van de directeur blijkt dat klager bij binnenkomst op 29 mei 2018, anders dan zijn raadsvrouw aanvoert, niet over een promotiebesluit beschikte. Op 5 juli 2018, derhalve binnen de termijn van zes weken, is klager in het MDO besproken en is besloten hem te promoveren. Deze beslissing is klager echter niet kenbaar gemaakt noch geworden. Ook op herhaalde vragen hieromtrent heeft klager geen reactie gekregen. Eerst na zijn plaatsing in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel op 10 augustus 2018 is hij van het promoveren in kennis gesteld. Nu de directeur weliswaar tijdig tot een voor klager positieve beslissing is gekomen, maar deze beslissing niet uiterlijk zes weken na binnenkomst aan klager heeft kenbaar gemaakt, dient het beklag gegrond te worden verklaard. Gelet op de periode van onzekerheid omtrent het al dan niet promoveren kent de beroepscommissie klager een tegemoetkoming toe van € 5,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 15 augustus 2019.                        

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven