nummer: R-18/2072/GA
betreft: [klager] datum: 24 juli 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.A. Bouw, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 19 oktober 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman voornoemd, om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager gedurende het arbeidsblok wordt ingesloten op eigen cel (klachtnummer Nh 2018/000008).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft ten onrechte gedurende het arbeidsblok achter de deur verbleven. Klager is gedeeltelijk arbeidsongeschikt verklaard en was dit ook ten tijde van zijn voorafgaande verblijf in de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwaag. Voor klager dient vervangend werk te worden gezocht binnen de locatie Norgerhaven, nu klager in verband met zijn gezondheid niet (langdurig) in een stofrijke omgeving mag verblijven. Klager valt niet onder het gestelde in punt 3.2 van de huisregels van de p.i. Veenhuizen. Nu hij horizontaal is overgeplaatst en reeds gedeeltelijk arbeidsongeschikt is verklaard in p.i. Zwaag kan hij niet opnieuw vier maanden achter de deur worden geplaatst. Klager wenst te worden gecompenseerd voor de tijd dat hij onterecht is ingesloten op eigen cel. Klager wenst te worden gehoord. De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In zijn beroepschrift herhaalt klager de gronden die hij ook in zijn klaagschrift heeft genoemd. Aanvullend stelt klager dat hij compensatie eist voor het naar zijn mening onterecht ingesloten worden op cel tijdens het arbeidsblok. Klager is op 14 september 2018 opgeroepen om naar de fabriek te gaan. Echter, klager heeft te kennen gegeven niet te kunnen werken en is derhalve niet naar de verplichte arbeid gegaan. Vervolgens heeft de medische dienst een onderzoek gestart inzake klagers lichamelijke beperking. De uitkomst van het onderzoek heeft niet geleid tot een (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid. Nu klager niet arbeidsongeschikt is bevonden, dient klager conform artikel 47 van de Pbw deel te nemen aan de verplichte arbeid. Nu klager dit heeft geweigerd is het noch onredelijk noch onbillijk dat klager tijdens de arbeidsuren is ingesloten op eigen cel.
3. De beoordeling
De beroepscommissie wijst het verzoek van klager te worden gehoord af, nu zij zich op basis van de stukken voldoende voorgelicht acht om op het beroep te beslissen. Na klagers weigering om naar de arbeid te gaan, is door de medische dienst onderzoek gedaan naar zijn lichamelijke beperkingen. De medische dienst heeft de directeur laten weten dat de uitkomst van het onderzoek niet heeft geleid tot een (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid. In dat geval geldt het uitgangspunt van artikel 21 van de Pbw: “In een regime van beperkte gemeenschap worden gedetineerden in de gelegenheid gesteld gemeenschappelijk aan activiteiten deel te nemen. Overigens houden zij zich in de voor hen persoonlijk dan wel voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte op.”
Derhalve is de beslissing van de directeur om klager tijdens het arbeidsblok in te sluiten niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J. Schagen MA en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 24 juli 2019.
secretaris voorzitter