Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/327/GA, 03 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:03-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

 

nummer:          R-18/327/GA

betreft: [klager]            datum: 3 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting Zwaag, gericht tegen een uitspraak van 15 februari 2018 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 2 november 2017 tot degradatie van klager naar het basisprogramma (ZW-2017/940).
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 20,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de huisregels staat opgenomen dat het meegewerkt hebben aan de afname van de reflector en het afgerond hebben van de module Kies Voor Verandering (KVV) expliciete voorwaarden voor promotie zijn. Tevens blijkt uit de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden dat gedetineerden aanspraak kunnen maken op promotie als zij op alle onderdelen van goed gedrag positief scoren. Klager is op 14 september 2017 als zelfmelder binnengekomen en bevond zich om die reden in het plusprogramma. Op 27 september is hem medegedeeld dat hij aan de module KVV diende deel te nemen om in het plusprogramma te mogen blijven. Klager wilde dit in eerst instantie niet, maar gaf aan dit wel te gaan doen. Op 22 oktober is tijdens een mentorgesprek gebleken dat klager zich niet had opgegeven voor de reflector en de module KVV, terwijl was afgesproken dat hij zich zou opgeven. Klager wist dat dit tot degradatie kon leiden. Op 26 oktober heeft klager besloten zich alsnog aan te melden, maar omdat hij op 30 november met ontslag zou gaan, werd geconcludeerd dat er geen tijd meer was om de acht weken durende module te volgen. Klagers schorsingsverzoek met betrekking tot het degradatiebesluit is afgewezen. Het is voldoende aannemelijk dat klager niet heeft voldaan aan de gestelde eisen voor het verblijven in het plusprogramma. Klager heeft geen actie ondernomen tot het moment dat vanwege tijdsgebrek het volgen van de module niet meer mogelijk was. Gedetineerden dienen zelf zorg te dragen voor hun re-integratie (RSJ 16 maart 2015, 14/3222/GA). Klager heeft dit niet, dan wel te laat gedaan. Nu de module KVV een expliciete voorwaarde is voor promotie en klager wist wat de gevolgen waren van het niet volgen daarvan, meent de directeur dat de degradatie op goede gronden heeft plaatsgevonden. Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Volgens vaste jurisprudentie dient de directeur een belangenafweging te maken voordat hij beslist een gedetineerde terug te plaatsen naar het basisprogramma. Bij deze belangenafweging wordt het ‘oranje’ dan wel ‘rode’ gedrag van de gedetineerde afgezet tegen het structurele gedrag, waaronder diens ‘groene’ gedrag. Uit de belangenafweging moet duidelijk blijken waarom het ‘oranje’ dan wel ‘rode’ gedrag in het licht van de re-integratie van een gedetineerde moet leiden tot degradatie. De principiële stelling van de directeur met betrekking tot het moeten meewerken aan (alle onderdelen van) de module KVV omdat klager anders hoe dan ook niet in het plusprogramma zou mogen blijven, kan niet worden gevolgd (vide RSJ 24 november 2015, 15/1940/GA). Nu onvoldoende is gebleken van een op de gedetineerde toegespitste belangenafweging, is de degradatiebeslissing onvoldoende gemotiveerd. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 3 september 2019

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven