Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4179/GB, 23 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/4179/GB

Betreft:            [klager]            datum: 23 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A. Prins, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 9 juli 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),  alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestrede beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CPT) Veldzicht te Balkburg niet-ontvankelijk verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 8 december 2018 gedetineerd. Hij verbleef in de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel. Op 26 april 2019 is hij geplaatst in het PPC van de p.i. Vught. 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

De Minister heeft het bezwaar van klager tegen de beslissing van 17 april 2019 tot plaatsing in het PPC van het CPT Veldzicht niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze beslissing is ingetrokken. Evenwel wordt in de - latere - beslissing tot plaatsing van klager in het PPC van de p.i. Vught de selectiebeslissing van 17 april 2019 wel als grondslag gebruikt. Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. In de bestreden beslissing wordt niet onderbouwd wat de grondslag is voor klagers overplaatsing, maar wordt alleen verwezen naar artikel 19 van de Pbw en de artikelen 11 en 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden en dat sprake is van een indicatie van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). Klagers specifieke situatie wordt niet onderbouwd, zodat zijn belangen onvoldoende zijn meegewogen bij het nemen van deze beslissing. Klager heeft, gelet op zijn fragiele psychische toestand, stabiliteit nodig en is niet gebaat bij een voortdurende reeks aan overplaatsingen. Tijdens klagers eerdere verblijf in het PPC van CPT Veldzicht is hij niet behandeld en is hij na een incident overgeplaatst. Een nieuwe plaatsing van klager in CPT Veldzicht zal een adequaat behandeltraject in de weg staan.  

3.2.      De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Het NIFP heeft voor klager een zorgindicatie afgegeven, omdat hij meer zorg nodig heeft dan hem in een reguliere p.i. geboden kan worden. De Minister kan de inhoud van de indicatie van het NIFP niet beoordelen en dient uit te kunnen gaan van de indicatiestelling. Nadat klager voor het PPC van het CPT Veldzicht was geselecteerd bleek dat hij daar, tijdens een eerder verblijf, betrokken is geweest bij een ernstig incident. Met het oog op een goede start van klagers behandeling is daarom op besloten klager te selecteren voor het PPC van de p.i. Vught. Verzocht wordt het beroep ongegrond te verklaren.

4.         De beoordeling

4.1.      Namens klager is een bezwaarschrift ingediend gericht tegen de beslissing hem, op grond van een zorgindicatie van het NIFP, te plaatsen in het PPC van het CPT Veldzicht. Nu de Minister de bestreden beslissing op 17 april 2019 heeft ingetrokken en vervolgens op 19 april 2019 heeft beslist tot plaatsing van klager in het PPC van de p.i. Vught, heeft de Minister klager op goede gronden niet in zijn bezwaarschrift ontvangen. Klager heeft geen belang bij de beoordeling van dit bezwaar en dient, indien hij dat wenst, op te komen tegen de selectiebeslissing van 19 april 2019. Het beroep ten aanzien van de beslissing van 17 april 2019 zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.R. van Veen, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 23 september 2019.

            secretaris         voorzitter

Naar boven