Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4397/GA, 23 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/4397/GA

betreft: [klager]            datum: 23 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Sandrk, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 6 augustus 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Nieuwegein,  en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de beslissing van 12 april 2019 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof (NM2019/311).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten

Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Alvorens te beslissen op het verzoek tot incidenteel verlof heeft de directeur inlichtingen ingewonnen bij de politie. Deze inlichtingen zijn verstrekt door de politie op 29 maart 2019 en hebben blijkbaar aanleiding gegeven aanvullende informatie op te vragen op

2 april 2019. Wat uit deze inlichtingen is gebleken is klager niet bekend, maar heeft blijkbaar aanleiding gegeven het verzoek af te wijzen. Voorts zijn er onnodig adviezen opgevraagd om het verzoek te beoordelen, met als gevolg dat pas een maand later een beoordeling is gevolgd. Klager heeft incidenteel verlof verzocht om op kraambezoek te gaan. De kinderen van klager lagen in het ziekenhuis vanwege een medische complicatie. Bij het verzoek was enige spoed geboden nu het destijds niet goed ging met de kinderen. Het bezoek zou plaatsvinden in het ziekenhuis en klager was reeds akkoord met vervoer door DV&O naar het ziekenhuis, zo nodig onder begeleiding. Dit maakt dat de redenen genoemd in de afwijzende beslissing niet relevant zijn ter zake van de aard van het verzochte incidenteel verlof. Hierdoor is het verzoek van klager ten onrechte vertraagd beoordeeld en op onjuiste redenen afgewezen.

De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Allereerst is van belang dat het oorspronkelijke klaagschrift van klager van 11 april 2019 alleen ziet op de stelling dat geen beslissing werd genomen op het verzoek tot incidenteel verlof. Op 19 maart 2019 heeft hij hiertoe een aanvraag gedaan, waarna inlichtingen zijn ingewonnen op grond van artikel 3 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). Op 12 april 2019 is een beslissing genomen. Het verzoek is zo snel mogelijk en binnen vier weken behandeld. Het inwinnen van inlichtingen en adviezen vergt enige tijd, waardoor de verstreken tijdsperiode niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

De beslissing tot afwijzing van het verzoek is niet onredelijk of onbillijk. Uit de motivatiebrief van klager volgt dat hij op kraambezoek wilde gaan en hij gaf hierbij een adres op. Het politierapport is (mede) op basis van dit adres gebaseerd. Hieruit volgde dat er bezwaren zijn tegen een verlof op dit verlofadres. Er zou namelijk sprake zijn van een ernstig vermoeden dat klager zich zal proberen te onttrekken aan de detentie, een gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde, een risico van maatschappelijke onrust en het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres. Dat klager akkoord zou gaan met het vervoer door DV&O naar het ziekenhuis, was niet bekend ten tijde van de aanvraag. Klager heeft toen immers een ander verlofadres opgegeven dan het ziekenhuis. Tevens bleek toen nog niet dat het niet goed ging met zijn kind. Hierdoor konden deze omstandigheden ten tijde van de behandeling van de verlofaanvraag niet worden meegewogen. Gelet op het negatieve politieadvies kan de beslissing van 12 april 2019 niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.

De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het door klager opgegeven verlofadres. Op het adres staan drie personen ingeschreven met antecedenten. Het laatste antecedent is geregistreerd op 10 december 2019 inzake een poging moord/doodslag, waarvoor klager thans gedetineerd is. De politie meent dat een vermoeden bestaat dat klager zich zal proberen te onttrekken aan de detentie, nu klager zich eerder niet gemeld heeft en zich onttrokken heeft aan een aanhouding. Daarbij is er reden aan te nemen dat een ernstige verstoring van de openbare orde zal plaatsvinden of dat klager opnieuw strafbare feiten zal plegen. Het verlofadres komt regelmatig voor in allerlei strafzaken en hierdoor is de kans op recidive aanwezig. Verder blijkt uit de politiesystemen dat er gevaar is voor maatschappelijke onrust. De bewoners op het adres komen veel in aanraking met de politie en veroorzaken regelmatig overlast. Door de vele incidenten op het adres is de gemeente Amsterdam een Overlast gevend Multi Probleem Gezinsaanpak gestart.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 21 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Artikel 26 van de Regeling bepaalt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een kraambezoek aan de levenspartner van de gedetineerde en het pasgeboren kind.

Uit een ongedateerde motivatiebrief volgt dat klager incidenteel verlof heeft verzocht voor een kraambezoek op het adres van de moeder van zijn vriendin in Amsterdam. Het is niet onredelijk dat de politie is gevraagd een advies uit te brengen met betrekking tot het door klager genoemde bezoekadres. Het is evenmin onredelijk dat de directeur een beslissing heeft genomen ten aanzien van een verlof op dát adres. 

Uit het politieadvies volgt, kort gezegd, dat er verschillende antecedenten zijn op het adres en dat de bewoners regelmatig in aanraking komen met de politie wegens het veroorzaken van overlast en wegens ordeverstoringen. De informatie in het politieadvies rechtvaardigt naar het oordeel van de beroepscommissie de afwijzing van de verlofaanvraag. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd, met aanvulling van de gronden.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 23 september 2019.

            secretaris         voorzitter

Naar boven