Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2026/GA, 17 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:17-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2026/GA

betreft: [klager] datum: 17 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 15 augustus 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 november 2003 gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en dhr. [...], unit-directeur bij de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens klagers weigering om naar de arbeid te gaan.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager had drie weken lang al briefjes ingevuld voor de medische dienst en hoorde daar niets op. Bij het uitsluiten die dag heeftklager gezegd dat hij last had van zijn teen en dat hij wilde wachten op de medische dienst. Klager is toen rapport aangezegd. In plaats daarvan had de bewaarder ook met de medische dienst kunnen bellen. Als de medische dienst zouhebben gezegd dat klager kon werken dan had klager dat gedaan. Het was de eerste keer dat klager niet naar de arbeid ging. De medische dienst heeft klager later bezocht en hem excuses aangeboden. Klager dacht dat hij last had vanzijn teen in verband met zijn gewrichtsproblemen, maar later bleek dat de teen gebroken was. Klager heeft er bijna een jaar lang last van gehad.

De unit-directeur heeft in beroep bij zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt gepersisteerd en daaraan toegevoegd dat het niet juist is om op deze manier medisch handelen af te dwingen.

3. De beoordeling
Vast is komen staan dat klager bij het uitsluiten voor de arbeid zich ziek heeft gemeld om contact met de medische dienst af te dwingen. In zoverre heeft de directeur tot oplegging van een disciplinaire straf kunnen overgaan en ishet beroep ongegrond.
Gelet echter op het feit dat klager al weken tevoren tevergeefs om contact met de medische dienst had verzocht, omdat hij last had van een teen die uiteindelijk gebroken bleek te zijn, hetgeen door de directeur niet is betwist en deoverige omstandigheden van het geval, is de beroepscommissie verder van oordeel, dat de duur van de opgelegde straf als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt, daar volstaan had kunnen en moeten worden met een straf voorde duur van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, geheel voorwaardelijk. Het beroep zal in zoverre gegrond worden verklaard.
Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en vernietigt de beslissing van de directeur, zoals hiervoor vermeld.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en prof. dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 december2003

secretaris voorzitter

Naar boven