Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4318/GV, 6 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:06-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/4318/GV

Betreft:            (klaagster)       datum: 6 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door M. van Zandwijk, namens (…), verder te noemen klaagster, gericht tegen een op 22 juli 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Door en namens klaagster is het beroep – kort en zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. Klaagster wil met haar partner en dochtertje tijd doorbrengen in een logeerhuis op het terrein van de penitentiaire inrichting (p.i.). De Minister heeft het advies van het Openbaar Ministerie (OM) onverkort overgenomen en het verzoek onzorgvuldig behandeld. Klaagster zal niet naar Nigeria vluchten. Zij is in Nigeria geboren, maar heeft een groot deel van haar leven in Engeland doorgebracht. Zij heeft alleen de Nederlandse nationaliteit, dus het intrekken daarvan is geen optie. Haar paspoort is in het bezit van de inrichting, dus klaagster kan onmogelijk naar Nigeria reizen. Zij is getrouwd met een Nederlandse man, heeft hier kinderen, studeert hier en heeft hier een eigen juridisch bureau. Andere gedetineerden maken ook van het logeerhuis gebruik, zonder dat zij toe zijn aan detentiefasering. Vluchtgevaar moet op concrete informatie worden gebaseerd. De rechtbank Noord-Nederland heeft geen vluchtgevaar aangenomen, omdat klaagster op diverse zittingen aanwezig is geweest en in diverse opzichten banden met Nederland heeft. De beroepscommissie heeft in eerdere zaken geen aanleiding gezien anders te oordelen (bijvoorbeeld RSJ 12 december 2018, R-18/1312/GV). Er moet een belangenafweging worden gemaakt tussen klaagsters persoonlijke belangen en het belang van de maatschappij. Klaagster vormt geen gevaar voor de maatschappij. Het OM moet de opgelegde straf tenuitvoerleggen en niet op de stoel van de rechter gaan zitten. De opgelegde gevangenisstraf is onvoorwaardelijk, dus de omstandigheid dat klaagsters zoon nog steeds in Nigeria verblijft, doet niet ter zake. In beginsel komt klaagster vanaf september in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. Zij is nooit onder toezicht gesteld. De reclassering heeft zelf te kennen gegeven in deze zaak geen rol te hebben gespeeld. Het advies van de verlofcommissie is dus op een leugen gebaseerd. Het nakomen van afspraken heeft betrekking op penitentiaire aangelegenheden. Daarin kan klaagster niets worden verweten, want zij heeft nog geen verloven genoten. Klaagster heeft recent haar vader en moeder verloren. Zij slaapt slecht en wordt steeds depressiever. Zij wil daarom graag samen met haar partner en dochter een weekend in het logeerhuis doorbrengen. Dit is een legitiem verzoek op humanitaire gronden. Het logeerhuis bevindt zich op het terrein van de inrichting, dus is wel degelijk beveiligd. De verlofcommissie kan als voorwaarde opleggen dat klaagster de inrichting niet verlaat.

Namens de Minister is de bestreden beslissing – kort en zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. Het verzoek is afgewezen, omdat het logeerhuis buiten het beveiligde terrein van de inrichting staat, klaagster nog niet in aanmerking komt voor vrijheden en zij zich eerder niet aan gemaakte afspraken heeft gehouden. Daarbij acht het OM vluchtgevaar aanwezig, onder meer omdat de begrafenis van klaagsters moeder in Nigeria zal plaatsvinden.

Op klaagsters verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De directeur van de locatie Nieuwersluis heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klaagster nog niet in aanmerking komt voor vrijheden.

De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Leeuwarden heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat sprake is van vluchtgevaar.

3.         De beoordeling

Klaagster is sinds 14 november 2017 gedetineerd. Zij heeft cassatie ingesteld tegen twee arresten waarbij aan haar gevangenisstraffen van drie jaar respectievelijk twee jaar en tien maanden, met aftrek, zijn opgelegd wegens – kort gezegd – het opzettelijk onttrekken van een minderjarige aan het wettelijke gezag. In beide zaken is klaagsters gevangenneming bevolen en ten uitvoer gelegd.

Klaagster heeft verzocht met haar partner en dochter in een logeerhuis het verlies van haar ouders te kunnen verwerken.

Klaagsters verzoek bevindt zich niet in het dossier waardoor de beroepscommissie niet kan zien op welke grondslag klaagster het verzoek heeft gebaseerd. De Minister heeft het verzoek behandeld als een verzoek om incidenteel verlof. Echter, het verblijf in een logeerhuis betreft een bijzondere vorm van bezoek, waarover de directeur van de inrichting en dus niet de Minister beslist (vgl. RSJ 11 juli 2014, 14/1466/GA en RSJ 4 december 2002, 02/2104/GA). De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen, omdat de beslissing niet bevoegd is genomen. Het is aan de directeur om alsnog op het verzoek te beslissen. Voor een tegemoetkoming bestaat geen aanleiding.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 6 september 2019

         secretaris         voorzitter

Naar boven