Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3963/GV, 11 september 2019 , beroep
Uitspraakdatum:11-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/3963/GV

betreft: [klager]            datum: 11 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.J. Bouwman, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 5 juni 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

In het kader van aan klager opgelegde bijzondere voorwaarden is hij in een kliniek opgenomen. Vanwege onenigheid over de keuze van de kliniek heeft hij deze kliniek verlaten. Ook het langdurig contact met de reclassering was voor beide partijen onbevredigend. Klager heeft er daarom voor gekozen de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in detentie te ondergaan. Nu hij inmiddels sinds geruime tijd geen verdovende middelen gebruikt, is het recidiverisico beperkt. Van een risico op letselschade is geen sprake. Daarnaast heeft de vrijhedencommissie positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Na afloop van eerder aan klager verleende verloven heeft hij zich tijdig gemeld en hebben zich geen incidenten voorgedaan.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Vanwege klagers uitvoerige justitiële documentatie ter zake van woninginbraken, het feit dat hij zich niet aan bijzondere voorwaarden tijdens een voorwaardelijk aan hem opgelegde gevangenisstraf heeft gehouden en het plegen van een nieuw delict tijdens de proeftijd, zijn een recidiverisico en een risico op het zich onttrekken aan voorwaarden aanwezig. Het is daarom noodzakelijk dat een risicotaxatie plaatsvindt. Op dit moment zijn de risico’s te groot om klager voor het verlenen van algemeen verlof in aanmerking te laten komen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie bij het Justitieel Complex Zaanstad heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Holland heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, vanwege gevaar voor het plegen van strafbare feiten en het ontstaan van onrust bij de slachtoffers van de door klager gepleegde woninginbraken. Klager heeft een uitgebreide justitiële documentatie. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat hij verslaafd is en dat een recente poging tot afkicken is mislukt.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager wenst het beroep mondeling nader toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat zij zich voldoende ingelicht acht op het beroep te beslissen.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van negen maanden met aftrek, wegens een woninginbraak. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van drie maanden te ondergaan in verband met de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De einddatum van klagers detentie is nu bepaald op 3 januari 2020.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

De beroepscommissie stelt vast dat klager in de periode van 14 december 2018 tot en met 2 januari 2019 de aan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf verbonden bijzondere voorwaarden verschillende keren heeft overtreden. Daarnaast is hij op 9 januari 2019 vanwege verdenking van woninginbraak opnieuw aangehouden. Mede in verband met klagers uitgebreide justitiële documentatie is volgens de officier van justitie sprake van een aanzienlijk recidiverisico. In het reclasseringsadvies van 16 januari 2019 is opgemerkt dat geen meerwaarde wordt gezien in een reclasseringstoezicht, omdat klager zich ten aanzien van zijn verslavingsproblematiek niet wil laten behandelen en geen hulp aanvaardt.

De hierboven genoemde omstandigheden vormen een contra-indicatie voor verlofverlening en rechtvaardigen, ondanks het positieve advies van de vrijhedencommissie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag. Daarom kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a, b, c en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

Het is de beroepscommissie opgevallen dat klager zijn verlof op het woonadres van zijn vader wilde doorbrengen. Zijn vader heeft daarmee op 9 mei 2019 kennelijk ook ingestemd. Het verbaast daarom dat in het selectieadvies van 28 juni 2018 – dat deel uitmaakt van het onderliggende dossier – is vermeld dat beide ouders van klager zijn overleden.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Bikker, secretaris, op 11 september 2019.

            secretaris         voorzitter

Naar boven