Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2232/GA, 18 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:18-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2232/GA

betreft: [klager] datum: 18 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 22 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.M.Leloux, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een mondelinge uitspraak d.d. 17 september 2003 van de beklagcommissie bij de locatie Noordsingel te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 december 2003, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, is de heer [...], unit-directeur van voormelde locatie, gehoord.
Klagers raadsvrouw mr. V.M. Leloux heeft schriftelijk bericht dat zij en klager zijn verhinderd ter zitting te verschijnen. Klagers raadsvrouw heeft het beroep namens klager schriftelijk toegelicht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a) een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met camerabewaking voor de duur van drie dagen, en
b) een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie,
wegens het ernstige vermoeden dat klager tijdens het bezoek contrabande in zijn lichaam heeft gestopt.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De unit-directeur heeft verklaard zich het gesprek op 20 februari 2003 niet meer helemaal voor de geest te kunnen halen. Van dat gesprek is ook geen verslag gemaakt. Klager heeft ten tijde van het gesprek met de unit-directeurverklaard dat hij vanwege maag- en darmklachten wc-papier met vaseline in zijn onderbroek had. Klager heeft zich blijkens de overgelegde verklaring van de medische dienst d.d. 5 december 2003 in de weken 7 en 8 van dit jaar metmaag- en darmklachten gemeld bij de medische dienst.
De unit-directeur heeft in strijd met zijn zorgplicht ten opzichte van gedetineerden er voor gekozen niet in te gaan op klagers verzoek hem door een arts in het lichaam te laten onderzoeken, maar de gevolgen van eventueelingebrachte contrabande af te wachten hoewel onbekend was waaruit de contrabande bestond.
Gedurende klagers verblijf in afzondering is zijn ontlasting gecontroleerd, maar is geen contrabande gevonden. Derhalve was het niet langer aannemelijk dat klager contrabande in zijn lichaam had gestopt en was er geen grond meer hemtevens disciplinair te bestraffen. De unit-directeur had dan ook moeten bepalen dat de reeds opgelegde disciplinaire straf niet ten uitvoer zou worden gelegd.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik heb uit veiligheidsoverwegingen besloten tot camerabewaking gedurende de afzondering, omdat ik niet wist wat klager geslikt had.
Uiteindelijk is geen contrabande bij klager aangetroffen. Klager is toch een disciplinaire straf opgelegd, omdat ik op grond van de rapportage van de penitentiair inrichtingwerkers (p.i.w.-ers) sterk de indruk had dat klagercontrabande had ingevoerd. Die indruk is gebaseerd op klagers gedrag in de bezoekzaal en de wijze waarop hij meedeed aan visitatie.
In de inrichting is het helaas niet meer mogelijk om ontlasting te controleren met behulp van een zeef. Klager kan de contrabande alsnog weggespoeld hebben of geopereerd hebben als een bolletjesslikker, waarbij hij contrabande(steeds) inslikt en het goedje in zijn geheel zijn lichaam weer verlaat. Dan vind je niets, ook niet bij urinecontrole. De inrichting heeft geen bodyscan en zou voor een dergelijke controle met de gedetineerde naar de GG&GD moetengaan.
Klager verblijft regelmatig in een huis van bewaring en heeft een reputatie wat betreft het instandhouden van zijn drugsverslaving. Klagers broer is ook geen onbekende in het drugscircuit. Het gebruik van wc-papier met vaseline iseen bekende manier van verpakken van contrabande. Klager is bij de medische dienst geweest met maag- en darmklachten. De hele voorgeschiedenis telt echter mee. Verdenking is bij gedetineerden als klager voor mij voldoende om in tegrijpen, anders is het eind zoek.
Ik heb klager niet van het begin af aan een disciplinaire straf opgelegd, omdat ik eerst wilde kijken of ik de invoer van contrabande hard kon maken. Als contrabande zou zijn aangetroffen, zou klager zijn opgesloten in de strafcel.

3. De beoordeling
Blijkens het verslag van 20 februari 2003 had een personeelslid sterk de indruk dat klager iets anaal probeerde weg te stoppen. Na onderzoek werd geconstateerd dat klager wc-papier met olie/vaseline achtige substantie in zijnonderbroek had en dat er iets in de bilspleet van klager zat.

Er was voldoende grond om klager een afzonderingsmaatregel met cameratoezicht op te leggen. Een dergelijke maatregel kan zowel uit het oogpunt van veiligheid als uit een oogpunt van nader onderzoek aangewezen worden geacht.
Er was onvoldoende grond om na drie dagen afzondering alsnog een disciplinaire straf op te leggen en ten uitvoer te leggen. Weliswaar zijn de aanwijzingen dat klager iets had weggestopt niet vervallen, maar gelet op deomstandigheden van het geval waren die aanwijzingen bepaald niet versterkt. Immers, bij klager is ondanks verscherpt toezicht niet daadwerkelijk contrabande aangetroffen, verder gaande onderzoekshandelingen zijn ondanks het aanbodvan klager achterwege gebleven en vast staat dat klager zich kort voor het incident tot de medische dienst heeft gewend met maag- en darmklachten en klagers lezing omtrent het gebruik van vaseline is daarmee niet volsstrekt uit delucht gegrepen. Nu de oplegging van de disciplinaire straf zonder voldoende grond is geschied, is die beslissing in strijd met de wet en zal het beroep inzoverre gegrond worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de opgelegde disciplinaire straf niet meer ongedaan zijn te maken, zal de beroepscommissie aan klager als tegemoetkoming voor het door hem ondervonden ongemak een financiële tegemoetkoming toekennen van €30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake onderdeel a) van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep inzake onderdeel b) van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag op dat onderdeel alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H. Heijs en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 18 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven