Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3915/GV, 28 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:28-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/3915/GV

betreft: [klager]            datum: 28 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.H.H. Meulemeesters, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 28 mei 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager verzoekt om strafonderbreking voor maximaal drie maanden teneinde voor zijn zieke vader te zorgen. Uit de bijgevoegde medische informatie blijkt dat klagers vader ernstig ziek is en dat zijn levensverwachting beperkt is. Dat heeft ook invloed op klagers emotionele toestand. Uit deze zwaarwegende persoonlijke omstandigheden volgt de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking. Daarnaast zijn de adviezen van het Openbaar Ministerie (OM) en de politie onvoldoende gemotiveerd. Het OM gaat eraan voorbij dat klager tijdens een aan hem opgelegd ISD-traject betrouwbaar is gebleken in het nakomen van afspraken en aan hem om die reden vrijheden werden verleend. Anders dan de politie meent, hoeft niet te worden gevreesd voor represailles tegen het slachtoffer van het door klager gepleegde misdrijf. Het klopt dat klager zich, nadat hij als verdachte was aangemerkt, niet onmiddellijk bij de politie heeft gemeld. Hij heeft echter wel telefonisch te kennen gegeven dat hij zich wilde melden. De politie heeft dit niet afgewacht en hem met een arrestatieteam opgehaald. De aan een voorwaardelijk straf verbonden bijzondere voorwaarden zijn voldoende om een eventueel recidiverisico te beperken. Bij klagers afwezigheid nemen anderen de zorgtaken voor zijn vader waar, maar dit heeft niet de voorkeur.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Zowel het OM als de vrijhedencommissie hebben negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De politie geeft aan dat sprake is van risico’s voor het slachtoffer, van onttrekking aan de detentie en van drugsgebruik. Bovendien is van een noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking geen sprake. De medisch adviseur heeft te kennen gegeven dat strafonderbreking op medische gronden slechts is geïndiceerd, indien klager kan aantonen dat hij bepaalde psychische of somatische zorg dient te verlenen die niemand anders kan geven. Hiervan is niet gebleken. Uit het beroepschrift blijkt dat anderen op dit moment de benodigde zorg leveren. De namens klager aangeleverde medische informatie dateert van na het verzoek om strafonderbreking. Daarnaast heeft klager toestemming gekregen om zijn vader periodiek te bezoeken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager niet heeft aangetoond dat de zorg voor zijn vader niet door anderen kan worden verleend. Aan klager is reeds toestemming verleend zijn vader een keer in de drie maanden te bezoeken.

De advocaat-generaal bij het ressortparket Arnhem-Leeuwarden heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking is onvoldoende onderbouwd, omdat over de ziekte van klagers vader niets bekend is en niet is gebleken dat anderen niet in de gelegenheid zijn hem te verzorgen. Ook is de familieband niet aangetoond. Daarnaast is klager onbetrouwbaar gebleken in het nakomen van afspraken, nu verschillende justitiële trajecten voortijdig zijn beëindigd.

De politie heeft het verlofadres geverifieerd, maar niet in orde bevonden. De bewoners van het verlofadres hebben hun toestemming om klager tijdens de strafonderbreking op hun adres te doen verblijven niet kenbaar gemaakt. Er is een risico dat klager opnieuw een delict jegens het slachtoffer zal plegen. Ook bestaat een ernstig vermoeden dat klager na afloop van de strafonderbreking niet in de inrichting zal terugkeren, aangezien hij eerder is ondergedoken om zijn arrestatie te voorkomen. Ten slotte bestaat een kans dat klager in verband met zijn drugsverslaving weer in oude gewoonten zal terugvallen.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaren, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek, wegens poging tot doodslag. Aansluitend dient hij een (reeds gedeeltelijk ten uitvoer gelegde) maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) van twee jaren te ondergaan. Ook dient hij een gevangenisstraf te ondergaan van in totaal 35 dagen in verband met de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een (subsidiaire) hechtenis van acht dagen op grond van de wet Terwee. De einddatum van klagers detentie is op dit moment bepaald op 2 april 2021.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke ouder. Dit laatste artikel bepaalt, in verband met artikel 23 van de Regeling, verder dat strafonderbreking kan worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychisch nood verkerende ouder van de gedetineerde.

Klager verzoekt om strafonderbreking voor maximaal drie maanden om voor zijn zieke vader te zorgen. De noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking is evenwel onvoldoende onderbouwd. Niet is gebleken dat anderen niet in de gelegenheid zijn de zorg voor klagers vader op zich te nemen. Daarnaast is aan klager toestemming verleend zijn vader elke drie maanden te bezoeken, omdat zijn vader niet tot reizen in staat is.

Verder is sprake van omstandigheden die een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en die, naast het ontbreken van de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Blijkens klagers registratiekaart heeft hij zich van 27 maart 2018 tot 4 april 2018 tijdens een aan hem opgelegde ISD-maatregel aan het toezicht onttrokken. Volgens de politie bestaat een risico dat klager zal proberen zich aan de detentie te onttrekken en dat hij jegens zijn ex-partner, een van de slachtoffers van het door klager gepleegde delict, opnieuw strafbare feiten zal plegen. Daarnaast hebben de bewoners van het door klager opgegeven verlofadres hun toestemming om hem tijdens de strafonderbreking op hun adres te doen verblijven niet kenbaar gemaakt. Uit het advies van de vrijhedencommissie blijkt ten slotte dat bij klager steevast sprake is van positieve uitslagen bij urinecontroles. Hiervan was voor het laatst sprake op 3 mei 2019.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a, b, c, d, g, en j van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 28 augustus 2019.

           secretaris         voorzitter

Naar boven