Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3698/GB, 2 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:02-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/3698/GB

Betreft:            [klager]            datum: 2 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Lans, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 7 mei 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie op 23 augustus 2019 in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw voornoemd, en namens de Minister […], selectiefunctionaris. Als toehoorder was aanwezig […], lid van de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de Terroristen Afdeling (TA) van de p.i. Vught ongegrond verklaard.

2.1.      De feiten

Klager is sinds 31 december 2018 gedetineerd. Hij verblijft sinds 3 januari 2019 in de TA.

3.         De standpunten

3.1.      Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven - toegelicht.

De raadsvrouw verwijst naar het beroepschrift van 13 mei 2019 en de aanvulling daarop van 25 juli 2019. In de aanvullende reactie staat dat uit de voortgangsrapportage in het medisch dossier ook blijkt dat het bergafwaarts gaat met klager. Zo wordt op 8 mei 2019 nog gerapporteerd dat hij erg geïrriteerd overkomt en het chaos in zijn hoofd lijkt. Deze stukken zullen ter zitting nader worden toegelicht, maar niet worden overgelegd vanwege de omvang van de persoonlijke medische informatie. Klager heeft veel psychische klachten. Hij had voor de detentie veel gesprekken met zijn psycholoog. Dat is in detentie niet meer zo, terwijl hij daaraan wel behoefte heeft. Hij krijgt in detentie geen behandeling. In het kader van de strafzaak is een NIFP-rapportage opgesteld, die inmiddels definitief is. De raadsvrouw citeert ter zitting passages daaruit. In de strafzaak is een verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis gedaan. Het Openbaar Ministerie heeft nadere informatie opgevraagd bij de p.i. en die heeft te kennen gegeven zich geen zorgen te maken. Anderzijds geeft de reclassering te kennen zich ernstige zorgen te maken over klager. De reclassering heeft brandwonden bij hem gezien. De p.i. lijkt dit niet te zien. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen. Op 23 augustus 2019 vindt de appélbehandeling plaats en de raadsvrouw verwacht om 10:00 uur de uitspraak. Bij een belangenafweging dient maatwerk plaats te vinden en het gaat niet goed met klager. Hij was helemaal van slag en ontdaan na de afwijzing en is op eigen verzoek een dag in de isoleercel met cameratoezicht geplaatst.

In reactie op het standpunt van de Minister merkt de raadsvrouw op dat klager wekelijks om een behandeling verzoekt. Hij wordt niet tweemaal per week door een psycholoog bezocht. De zorgplicht jegens klager wordt geschonden en alles wordt in het juridische getrokken. Er lopen al diverse klachten hierover, maar extra zorg voor klager loopt via de selectiefunctionaris.

Klager heeft hieraan het volgende toegevoegd. Hij heeft heel vaak gevraagd om frequenter bezoek van de psycholoog. In een gesprek met klager heeft de psycholoog, nadat hij had verteld wat met hem aan de hand is, gezegd het eerst even te willen aanzien en daarna te kijken of een behandeling moet plaatsvinden. Zijn mentor heeft geen tijd voor hem. Klager heeft een medisch klachtformulier ingevuld en dat heeft geleid tot een bemiddelingsgesprek met het hoofd zorg. De psycholoog komt niet eenmaal per twee weken bij hem langs, maar wanneer het haar uitkomt. Tussen afspraken zit daarom meer dan twee weken. Ze is ook drie weken op vakantie geweest en toen was er geen vervanger. Klager was het niet eens met de uitkomst van het bemiddelingsgesprek. Het hoofd zorg heeft zijn klacht echter niet doorgestuurd naar de medisch adviseur, ook niet nadat de commissie van toezicht zijn klacht naar het hoofd zorg had doorgestuurd. Klagers mentor heeft nog wel een maatschappelijk werker ingeschakeld, maar die hulp ziet op sociale vaardigheden. Klager zag voor de detentie een psychiater en kreeg behandeling door middel van therapieën. Nu wordt hij gewezen op meditatieoefeningen en boeken die hij kan bestellen. Klager heeft diverse zelfmoordpogingen gedaan en verzocht om medicatie. Zijn medicatie heeft hij overigens ook meermalen niet uitgereikt gekregen. Dat wordt dan ’s avonds vergeten.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Er zijn geen aanwijzingen dat klager in een volledig isolement raakt. Hij heeft twee mentoren en uit informatie van de p.i. blijkt dat hij sociale contacten heeft. Zo kookt hij samen met twee gedetineerden. Klager is onder toezicht. Hij ziet eenmaal per twee weken de psycholoog en die frequentie kan omhoog. Wat in het PPC kan, kan in de TA ook. Voor een plaatsing in het PPC is een indicatiestelling nodig en die is er niet. Het PMO acht een indicatiestelling niet nodig. De klachten die klager heeft zijn allemaal bestemd voor de p.i.

4.         De beoordeling

4.1.      De TA van de p.i. Vught is aangewezen als huis van bewaring en gevangenis voor mannen en vrouwen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2.      Artikel 20a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) luidt als volgt:

“In de Terroristen Afdeling worden gedetineerden geplaatst die:

a. verdacht worden van een terroristisch misdrijf;

b. al dan niet onherroepelijk veroordeeld zijn wegens een terroristisch misdrijf

c. voor of tijdens hun detentie een boodschap van radicalisering verkondigen of verspreiden daaronder mede begrepen wervingsactiviteiten voor doeleinden die in strijd zijn met de openbare orde en veiligheid dan wel de orde of veiligheid in de inrichting; tenzij uit informatie van het GRIP of het Openbaar Ministerie voortvloeit dat plaatsing op een Terroristen Afdeling niet is geïndiceerd.”

4.3.      Artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (verder te noemen: de Regeling) bepaalt dat in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum gedetineerden kunnen worden geplaatst ten aanzien van wie:

“a. in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd;

b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.”

De beslissing tot plaatsing of overplaatsing naar het PPC wordt conform artikel 15 van de Pbw door de selectiefunctionaris genomen.

In de memorie van toelichting bij artikel 20c van de Regeling staat daarover het volgende: “Daaraan voorafgaand brengt de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uit over de behoefte aan forensische zorg, op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg van de inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.”

4.4.      Klager is in de TA geplaatst, omdat hij verdacht wordt van het plegen van een terroristisch misdrijf. In het bezwaarschrift tegen deze plaatsing heeft klager aangevoerd dat hij in het PPC moet worden geplaatst, omdat hij veel psychische klachten ervaart en de in dat verband geboden zorg in de TA niet afdoende is. In beroep zijn deze psychische klachten ook aangevoerd. Klager heeft echter niet onderbouwd dat deze dusdanig zijn dat plaatsing in een PPC zou dienen te volgen. Ter zitting zijn enkel bepaalde passages uit het NIFP-rapport geciteerd, zonder dat dit stuk is overgelegd. De beroepscommissie kan klagers argumenten dan ook niet toetsen. Volledigheidshalve merkt zij daarbij op dat de mogelijke noodzaak van plaatsing in een PPC haar uit de geciteerde passages niet is gebleken. Daarbij neemt zij in aanmerking dat de selectiefunctionaris heeft verklaard dat de zorg die in een PPC wordt geboden, ook in de TA kan worden geboden. Voor een plaatsing in een PPC is een indicatiestelling vereist en die is er niet. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen kan de beslissing van de Minister bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. C. Fetter en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 2 september 2019

            secretaris         voorzitter

Naar boven