Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3336/TA, 3 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:03-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/3336/TA

betreft: [klager]            datum: 3 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 2 april 2019 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft de beslissing van 20 november 2018 tot het opleggen van afzondering (PN 2018/227b).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager is van oordeel dat ten onrechte een individueel programma zou gelden met vier uur uitsluittijd op de afdeling na interne overplaatsing van de locatie Zeeland naar de locatie Nijmegen, omdat klager al eerder in de kliniek in Nijmegen heeft verbleven en het personeel hem dus al kende. Klager heeft dit in het kennismakingsgesprek kenbaar gemaakt. De beklagcommissie heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het verloop van het kennismakingsgesprek ertoe heeft geleid dat minder contactmomenten moesten worden geboden dan aanvankelijk was beoogd. De beklagcommissie heeft bovendien ten onrechte overwogen dat de afzondering niet onnodig lang heeft geduurd.

Het hoofd van de instelling heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

In de beklagprocedure is uitgebreid uitgelegd waarom voor klager een individueel programma noodzakelijk werd geacht en waarom is besloten klager afzondering op te leggen om de orde en veiligheid in de instelling te kunnen waarborgen. Er is geen aanleiding om dit nader toe te lichten.

3.         De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij is in aanmerking genomen dat het opleggen van een individueel programma met vier uur uitsluittijd op de afdeling geen beslissing is waartegen op grond van artikel 56 Bvt beklag openstaat. Op grond van de stukken is verder voldoende aannemelijk dat vanwege klagers boze gedrag aan het eind van het kennismakingsgesprek op 20 november 2018 in redelijkheid kon worden besloten hem minder uitsluituren aan te bieden teneinde klager goed te kunnen monitoren, waardoor sprake was van afzondering. Ook naar het oordeel van de beroepscommissie heeft deze afzondering niet onredelijk lang geduurd nu deze op 23 november 2018 is beëindigd en niet is betwist dat klager in de dagen daarvoor onrustig was en regelmatig de confrontatie opzocht.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 3 september 2019.       

            secretaris                                 voorzitter     

 

 

Naar boven