Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3338/TA, 3 september 2019, beroep
Uitspraakdatum:03-09-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/3338/TA

betreft: [klager]            datum: 3 september 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens […], verder te noemen klager,  gericht tegen een uitspraak van 2 april 2019 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de instelling, waarbij aan klager geen hogere tegemoetkoming dan door de instelling aangeboden is toegekend, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft de schade die bij de interne overplaatsing van klager aan zijn televisie is ontstaan en de beslissing van het hoofd van de instelling om klager daarvoor een tegemoetkoming van € 15,= aan te bieden (PN 2019/11).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard maar overwogen geen aanleiding te zien voor een hogere tegemoetkoming op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De beklagcommissie heeft ten onrechte geoordeeld dat met betaling van € 15,= de materiële schade zou zijn vergoed. Klager voelt zich daardoor beledigd, hetgeen invoelbaar is. Een dergelijke schamele vergoeding kan de daadwerkelijke schade niet dekken. Klagers raadsman heeft de televisie gezien. Klagers verzoek hem € 100,= aan schadevergoeding uit te keren komt de raadsman juister voor dan de uitgekeerde € 15,=.

Het hoofd van de instelling heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

In de beklagprocedure en met name de daarin overgelegde brief van 25 januari 2019 is uitgebreid toegelicht waarom is besloten om klager een tegemoetkoming van € 15,= toe te kennen. Er is geen aanleiding om dit nader toe te lichten.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat de beklagcommissie in het dictum van haar uitspraak het beklag gegrond heeft verklaard. Blijkens de in die uitspraak opgenomen overwegingen ziet de gegrondverklaring op het beklag over de schade aan klagers televisie, maar niet op de door de instelling aan klager daarvoor uitbetaalde tegemoetkoming van € 15,=. De beklagcommissie heeft immers overwogen geen aanleiding te zien voor een hogere tegemoetkoming. Daarom moet er vanuit worden gegaan dat de beklagcommissie dit laatste beklagonderdeel ongegrond heeft verklaard en kan klager worden ontvangen in zijn daartegen gerichte beroep.

De beroepscommissie kan zich verenigen met het oordeel van de beklagcommissie geen hogere tegemoetkoming toe te kennen. Uitgangspunt is dat een tegemoetkoming bedoeld is voor het door klager ondervonden ongemak. In geval sprake is van schade en indien deze schade eenvoudig is te begroten, kan er aanleiding bestaan schadevergoedingsaspecten te betrekken bij het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming. In dit geval heeft klager weliswaar aangegeven wat hij een redelijk bedrag ter vergoeding van de schade zou vinden - klager heeft immers kenbaar gemaakt een bedrag van € 100,= als vergoeding te willen krijgen - maar hij heeft niet (onderbouwd) aangevoerd wat de hoogte van zijn daadwerkelijke schade is. In dit verband is van belang dat door de instelling is aangevoerd dat de televisie technisch onbeschadigd is, de schade een gat aan de achterkant van de televisiekast betreft dat relatief makkelijk is te verdoezelen en dat een vervangend tweedehands toestel nauwelijks meer zal kosten dan € 20,= tot € 40,= en daarom een tegemoetkoming van € 15,= is uitbetaald. Klager heeft een en ander niet betwist. Verder is het niet eenvoudig immateriële schade in geld uit te drukken. Klagers schade is daarom niet eenvoudig vast te stellen, zodat de beroepscommissie geen schadevergoedingsaspecten kan betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 3 september 2019.              

           secretaris                                 voorzitter        

 

Naar boven