Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3193/TA en R-19/3194/TA, 28 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:28-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-19/3193/TA en R-19/3194/TA

betreft: [klager]            datum: 28 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van twee bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. E.A. Blok, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen twee uitspraken van14 maart 2019 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 juli 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok, en namens het hoofd van voormelde tbs-instelling […], jurist. Als toehoorder was aanwezig mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris bij de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie

- R-19/3193/TA: het beklag betreft de intrekking van het transmuraal verlof op 27 juli 2018 en het voortduren daarvan (RV2018/418);

- R-19/3194/TA: het beklag betreft de verlenging op 21 augustus 2018 van de op 28 juli 2018 opgelegde separatie (RV2018/436).

De beklagcommissie heeft het beklag RV2018/418 inhoudelijk ongegrond en vanwege vormverzuim gegrond verklaard met toekenning van een tegemoetkoming van € 10,= en het beklag RV2018/436 ongegrond verklaard, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Toen de instelling zei dat klager uit de separeer mocht, was hij argwanend naar de inrichting omdat hij geen duidelijkheid over zijn verlof had. Klager wilde gesepareerd blijven omdat de separatie dan verlengd moest worden en daarvoor een machtiging van het ministerie moest worden gevraagd. Klager wilde op schrift hebben hoe het met zijn verlof en de evaluatie daarvan zat om te kunnen beslissen of hij een klacht zou indienen.

Klager heeft de beklagcommissie onvoldoende uitleg over de verlofintrekking kunnen geven, omdat een tweede zitting bij de beklagcommissie was toegezegd maar nooit heeft plaatsgevonden.

Klager is niet ongeoorloofd afwezig geweest. Er was door autopech en het moeten wachten op de hulpdienst van de ANWB sprake van onvoorziene omstandigheden en overmacht waarmee de instelling ten onrechte geen rekening heeft willen houden. Degene die bij hem in de auto zat, heeft de volgende dag de instelling gebeld om uitleg te geven, maar daar is de instelling niet op ingegaan. Klager kon het telefoonnummer van deze persoon niet doorgeven, omdat dat nummer op zijn telefoon stond en zijn telefoon bij de separatie door de instelling in beslag was genomen.

Toen klager zich die nacht bij de receptie van instelling had gemeld, wilde men de deur niet voor hem openen en werd niet verteld waarom dat was. Uiteindelijk mocht hij naar binnen en moest hij op een bankje gaan zitten. Klager zag dat de politie in de gang zat. Klager raakte geïrriteerd omdat hij geen duidelijkheid kreeg en niet wist waar hij aan toe was. Klager had naar zijn appartement van de instelling gekund, dat heeft de politie ook gezegd, maar iemand van de verpleging zei dat dit niet kon omdat klager geen contact had gehouden met de instelling. Klager begreep dit niet en voelde zich bovendien in de steek gelaten omdat hij een hem vertrouwd personeelslid niet mocht spreken. De instelling heeft de situatie laten escaleren door de politie er bij te halen. Klager is wel verantwoordelijk voor zijn gedrag waarvoor hij is gesepareerd, maar niet voor de beslissingen van de instelling om zijn verlof in te trekken en de politie er bij te halen. Er was sprake van uitlokking. Het arrestatieteam was er al toen klager nog rustig op het bankje zat. Klager vraagt zich af hoe het kan dat, als de situatie zodanig ernstig was, op dat moment een andere patiënt wel met verlof naar buiten kon gaan.

Klager en zijn raadsvrouw hebben lange tijd geen duidelijkheid gehad omdat ondanks meermalen gedane verzoeken geen stukken betreffende met name de verlofintrekking, maar ook betreffende de separatie en verlenging daarvan door de instelling werden verstrekt. Het is niet mogelijk je goed te verdedigen als je niet weet op grond waarvan de instelling bepaalde conclusies heeft getrokken. Volgens de instelling zou er alcohol in het spel zijn geweest, maar dat is niet juist. Uiteindelijk is wel duidelijk geworden dat de verlofmachtiging inmiddels was verlopen omdat de evaluatie van het verlof en de afronding van de incidentenanalyse niet tijdig hebben plaatsgevonden. Het ministerie heeft bij brief van 30 juni 2018 gemeld dat de instelling zo spoedig mogelijk stukken moest sturen, maar het ministerie heeft pas in januari 2019 de gevraagde inlichtingen van de instelling ontvangen. De door de beklagcommissie vastgestelde tegemoetkoming is daarom volstrekt onvoldoende. Klager heeft de tegemoetkoming van € 10,= overigens nog steeds niet ontvangen. Het klopt ook niet dat de instelling opnieuw verlof heeft aangevraagd. Klager heeft nog steeds geen verloven. Wel is hij met zijn nieuwe hoofdbehandelaar bezig om weer transmuraal verlof te krijgen. De instelling zegt dat de interne verlofcommissie dat heeft afgekeurd, maar dat klopt niet met zijn behandelingsplan van oktober 2018. In het behandelingsplan van 15 februari 2019 staat het voorstel om het transmuraal verlof te behouden.

Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Verwezen wordt naar de stukken die in de beklagprocedure zijn ingebracht. De beslissingen tot verlofintrekking en separatie zijn genomen vanuit de situatie die er toen was. Klager heeft de instelling wel telefonisch gemeld dat sprake was van autopech, maar heeft daarna verder geen contact met de instelling gehouden waardoor sprake was van ongeoorloofde afwezigheid. Na zijn terugkeer bestond er veel onduidelijkheid en was de situatie gespannen waardoor de politie er bij is gehaald. Uiteindelijk was sprake van een behoorlijke escalatie die tot separatie heeft geleid.

De instelling heeft wel degelijk op de brief van het ministerie van 30 juni 2018 gereageerd. Een en ander moest goed worden uitgezocht om de vragen van het ministerie te kunnen beantwoorden. De interne verlofcommissie heeft opnieuw naar een nieuwe verlofaanvraag van de instelling gekeken maar de verlofaanvraag van de instelling afgewezen. Ondertussen was de verlofmachtiging verlopen.

3.         De beoordeling

R-19/3193/TA: de intrekking van het transmuraal verlof op 27 juli 2018 en het voortduren daarvan (RV2018/418)

De beklagcommissie heeft overwogen dat het klager redelijkerwijs niet kan worden tegengeworpen dat hij niet binnen zeven dagen na de dag waarop hij kennis heeft gekregen van de beslissing van 27 juli 2018 tot intrekking van zijn transmuraal verlof zijn beklag daartegen heeft ingediend daar klager daarover niet is gehoord en hem geen schriftelijke mededeling is uitgereikt. De beklagcommissie heeft die klacht wegens vormverzuim gegrond verklaard, maar vervolgens overwogen dat de klacht zich richt tegen het voortduren van de verlofintrekking. De beroepscommissie kan de beklagcommissie in dit laatste niet volgen en is van oordeel dat de beklagcommissie de klacht betreffende de verlofintrekking niet alleen op vormverzuim maar ook inhoudelijk had moeten beoordelen. De beroepscommissie zal daarom doen wat de beklagcommissie had behoren te doen en de klacht betreffende de verlofintrekking alsnog inhoudelijk beoordelen.

Volgens het bepaalde in artikel 16, eerste lid aanhef en onder a, van de Verlofregeling TBS trekt het hoofd van de instelling het verlof in, in geval de verpleegde zich schuldig maakt aan een ernstige normschending.

Gelet op de stukken en het behandelde ter zitting heeft het hoofd van de instelling in redelijkheid op 27 juli 2018 kunnen beslissen tot intrekking van klagers transmuraal verlof wegens ernstige normschending, bestaande uit het niet blijvend onderhouden van contact met de instelling over het niet kunnen terugkeren naar de inrichting tijdens verlof en grensoverschrijdend gedrag na uiteindelijke terugkeer in de instelling.

Klager heeft weliswaar op 26 juli 2018 om 21.15 uur de instelling telefonisch ingelicht dat hij vanwege autopech en inschakelen van de hulpdienst van de ANWB nog niet naar de instelling kon terugkeren, maar heeft zich niet gehouden aan de – niet door hem betwiste – afspraak dat hij omstreeks 22.00 uur opnieuw telefonisch contact met de instelling zou opnemen, waarna hij zich eerst op 27 juli 2018 om 3.45 uur bij de instelling heeft gemeld. De beroepscommissie heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de instelling dat de sociotherapie omstreeks 22.00 uur heeft geprobeerd klager te bellen, dat zijn telefoon wel overging, maar niet door klager werd opgenomen en klager niet op ingesproken voicemailberichten en tekstberichten met een dringende oproep tot het zo spoedig mogelijk opnemen van contact heeft gereageerd, om welke redenen klager om 23.30 uur als ongeoorloofd afwezig is gemeld bij het KLPD en het ministerie.

Verder heeft de beroepscommissie geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van het hoofd van de instelling over klagers gedragingen na terugkomst en bij het melden bij de receptie van de instelling. Daaruit komt naar voren dat, anders dan klager ter zitting van de beroepscommissie heeft gesteld, hij na het melden bij de receptie om 3.45 uur al direct is gaan ageren tegen de receptiemedewerker toen deze hem vroeg naar de reden van zijn late terugkomst en het niet reageren op oproepen van de sociotherapie.  Klager heeft vervolgens dreigementen geuit naar sociotherapie toen hem werd meegedeeld dat hij de nacht niet in zijn appartement maar in de instelling moest doorbrengen, waarna de politie is ingeschakeld. Die is omstreeks 4.40 uur gearriveerd. Vanwege klagers vernielende gedragingen heeft de politie ter versterking het arrestatieteam opgeroepen, die klager naar de separeerruimte heeft overgebracht.

Het beklag zal daarom in beroep ongegrond worden verklaard.

Het voortduren van de verlofintrekking ten tijde van het indienen van de klacht in augustus 2018 kan evenmin onredelijk worden genoemd in het licht van de omstandigheid dat de minister na de melding van de beslissing van 27 juli 2018 tot verlofintrekking de instelling om nadere inlichtingen heeft verzocht alvorens te kunnen beslissen over een eventuele intrekking van de verlofmachtiging en de minister de instelling daarbij uitdrukkelijk heeft verzocht geen gebruik van de verlofmachtiging te maken totdat de minister zijn besluit heeft genomen.

Wat er verder ook zij van de stellingen van klager over het al dan niet tijdig evalueren van verlof en nemen van een nieuwe verlofbeslissing, de beroepscommissie zal dit buiten beschouwing moeten laten nu deze buiten het bestek van de onderhavige klachten vallen en ook geen voor beklag vatbare beslissingen zijn.

Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

R-19/3194/TA: de verlenging op 21 augustus 2018 van de op 28 juli 2018 opgelegde separatie (RV2018/436)

Als onbetwist staat vast dat de instelling de op 27 juli 2018 opgelegde separatie op 1 augustus 2018 heeft willen opheffen, maar op 21 augustus 2018 heeft verlengd op de grond dat klager zelf weigerde de separeerruimte te verlaten en elk alternatief van de instelling heeft afgewezen totdat hij op 11 september 2018 naar de behandelafdeling wilde terugkeren en de separatie kon worden opgeheven. Klager heeft om hem moverende redenen zelf verzocht om verlenging van de separatie die nog bijna drie weken heeft voortgeduurd na afgifte van de door hem verlangde machtiging tot verlenging van de separatie, onder het dreigement dat hij bij het moeten verlaten van de separeerruimte er voor zou zorgen dat hij gesepareerd moest worden. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat de verlenging van de separatie en de uiteindelijke duur na verlenging onredelijk of onbillijk zijn te noemen.

Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

R-19/3193/TA:

De beroepscommissie verklaart het beklag betreffende de verlofintrekking en het beroep tegen het voortduren van de verlofintrekking ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

R-19/3194/TA:

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, drs. M.R. Daniel en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 28 augustus 2019.

          secretaris                                 voorzitter        

Naar boven