Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2867/TA, 19 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Roken  v

 

 

nummer:          R-19/2867/TA

betreft: [klager]            datum: 19 juli 2019

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de instelling, gericht tegen een uitspraak van 29 januari 2019 van de beklagcommissie bij genoemde instelling, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 juni 2019, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad is gehoord […], juridisch medewerker bij FPC De Rooyse Wissel.

Klager heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting te worden gehoord.

Zijn raadsvrouw, mr. Y.H.G. van der Hut, heeft schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de weigering van de instelling te voldoen aan klagers verzoeken om andere en/ of meer maatregelen te treffen ter voorkoming van de overlast die klager ondervindt van het roken door medeverpleegden (RV 2018/000466).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 10,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten

Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

Het rookbeleid houdt in dat het patiënten (in beginsel) enkel is toegestaan op de eigen kamer en op de patio te roken. De kamerdeur dient dan dicht te blijven. Tijdens de ontvangst van bezoek uit het netwerk van de patiënt dient de deur van de kamer van de patiënt op een kier te blijven in verband met de handhaving van de orde en de veiligheid. Roken tijdens het bezoek (en door het bezoek) dient in dat geval dus te gebeuren met de deur op een kier.

Anders dan de beklagcommissie, is de instelling van mening dat voldoende maatregelen zijn getroffen ter voorkoming dat klager hinder ondervindt van het roken door anderen op hun eigen kamer. Dit neemt niet weg dat de instelling zich realiseert dat klager enige hinder kan ervaren van het roken door anderen.

In de huisregels van FPC De Rooyse Wissel, inwerkingtreding 1 augustus 2018, is niet een nieuwe regel geformuleerd, maar is het bestaande beleid scherper geformuleerd.

De instelling is van mening dat het omwille van de veiligheid bij het bezoek van belang is dat de kamerdeur op een kier blijft, zodat het personeel af en toe door de kier kan kijken. Het belang van de veiligheid vindt de instelling zwaarder wegen dan het belang de niet-roker te beschermen tegen tabaksrook. De instelling realiseert zich dat dit betekent dat patiënten hiervan enige hinder ondervinden. Het is echter niet mogelijk om het roken in de eigen verblijfsruimte te verbieden. Gekeken is of het mogelijk is om patiënten met hun bezoek te laten roken op de patio, maar het bleek niet mogelijk om dit te realiseren. Er is geen bezoekzaal en er zijn onvoldoende spreekkamers voor al het bezoek. De instelling zit hierdoor dan ook in dubio.

De instelling vraagt de beroepscommissie om duidelijkheid te verschaffen over de vraag of het belang van de veiligheid in deze situatie mag prevaleren boven het belang van de niet-roker hem te beschermen tegen tabaksrook.

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

Behalve de door de instelling opgeworpen vraag is tevens de vraag aan de orde of de bescherming van de niet-roker tegen tabaksrook door de instelling op een andere wijze kan worden gerealiseerd, namelijk door nadere maatregelen te treffen, zodat zowel het belang van de veiligheid als dat van de niet-roker wordt beschermd. Wellicht vragen die maatregelen een extra investering van de instelling, maar niet gebleken is dat hiernaar onderzoek is gedaan. Klager is van mening dat er – gelet op de geldende regelgeving (zowel in de inrichting als landelijk) en de verscherping van de Tabakswetgeving de afgelopen jaren – van de instelling mag worden verwacht dat hier adequater en scherper mee wordt omgegaan. Klager verzoekt om toekenning van een hogere tegemoetkoming.

 

3.         De beoordeling

Op grond van het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Tabaks- en rookwarenwet is het bevoegde orgaan in een gebouw of inrichting dat onderscheidenlijk die bij de Staat of een ander lichaam in gebruik is, verplicht een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven.

In het ten tijde van de bestreden beslissing geldende artikel 6.2 van de Tabaks- en rookwarenbesluit zijn de uitzonderingen op de verplichting een rookverbod in te stellen opgenomen. De onder a. in dat artikellid vermelde uitzondering luidt:

‘In ruimten waar geen inbreuk mag worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer’. Een verblijfsruimte van een verpleegde is als zodanig aan te merken.

Op 1 augustus 2018 zijn de huisregels van FPC De Rooyse Wissel aangescherpt.

Artikel 5.6 van de huisregels luidt:

"1. Het is toegestaan om in uw kamer met gesloten deur en op de patio te roken, tenzij daaraan in het belang van de orde en de veiligheid beperkingen worden gesteld.

2. Naast de in het vorige artikellid genoemde uitzondering, geldt binnen de kliniek een algeheel rookverbod.

3. Wanneer u bezoek op uw kamer ontvangt dan verzoekt de kliniek u om zo min mogelijk te roken om zo eventuele hinder van rook voor medepatiënten te beperken. Alleen bij ontvangst van bezoek mag met de deur open worden gerookt.

4. Voor het gebruik van elektronische sigaretten (e-smoker) geldt hetzelfde beleid als in de vorige artikelleden is beschreven."

In RSJ 21 mei 2019, R-18/1470/TA - einduitspraak heeft de beroepscommissie klagers beroep gericht tegen de ongegrondverklaring van zijn beklag inzake de weigering van het verzoek om het nemen van maatregelen ter voorkoming van rookoverlast, gegrond verklaard.

De beroepscommissie achtte aannemelijk geworden dat het toenmalige rookbeleid onvoldoende werd nageleefd en ook niet effectief werd gehandhaafd. Ook oordeelde de beroepscommissie dat de instelling onvoldoende maatregelen had getroffen om te voorkomen dat klager overlast ondervond door de rook.

Niet in geschil is dat klager overlast ondervindt, omdat medepatiënten tijdens het bezoek en met hun bezoek op hun kamer roken en de instelling het, in het kader van de handhaving van de orde en de veiligheid, noodzakelijk acht dat de kamerdeur tijdens bezoek op een kier blijft. Zoals de beroepscommissie heeft overwogen in eerder aangehaald R-18/1470/TA is het een feit dat het roken met open deur zonder meer zorgt voor rookoverlast op de gang, een ruimte die geen deel uitmaakt van de persoonlijke verblijfsruimte en waarvoor het rookverbod geldt. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat het rookverbod in de openbare ruimte onvoldoende is gehandhaafd door de instelling. Voor zover is aangevoerd dat het noodzakelijk is om in het kader van de handhaving van de orde en de veiligheid de deur tijdens het bezoek op een kier te houden, overweegt de beroepscommissie dat in het eerste lid van artikel 5.6 van de huisregels is bepaald dat in het kader van de handhaving van de orde en de veiligheid beperkingen kunnen worden gesteld aan het roken in de eigen verblijfsruimte. Gelet op het voorgaande zal het beroep van de instelling ongegrond worden verklaard en zal de uitspraak van de beklagcommissie worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

Voor zover klager heeft verzocht om toekenning van een hogere tegemoetkoming, overweegt de beroepscommissie dat klager niet kan worden ontvangen in zijn verzoek nu hij geen beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de beklagcommissie.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep van de instelling ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn verzoek om toekenning van een hogere tegemoetkoming.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, bijgestaan door de secretaris, mr. M.L. Koster op 19 juli 2019

 

                                    

 

 

            secretaris                                 voorzitter                   

 

 

 

Naar boven