Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3837/GB, 19 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:19-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/3837/GB

Betreft:            […]      datum: 19 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W. Hendrickx, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 16 mei 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),  en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 9 februari 2017 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De Minister verwijst naar een voorstel van de reclassering dat klager niet kent. Hij heeft een persoonlijk conflict met de reclasseringsmedewerker. Klagers plaatsing in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) Assen heeft niet tot verandering geleid. Hij kan daar alleen nogmaals geplaatst worden, als sprake is van vastgestelde psychische problematiek. Die plaatsing zal niet tot gedragsverandering leiden. Men stelt dat geen toestemming is gegeven tot inzage in klagers ontslagbrief van de FPK Assen. Alle rapporten zijn echter beschikbaar. Hij is vrijwillig iets langer gebleven om wat zaken te bespreken uit zijn jeugd, die niet delictgerelateerd zijn. Die wil hij daarom privé houden. Het multidisciplinair overleg (MDO) en het Openbaar Ministerie (OM) hebben positief geadviseerd. Volgens het MDO is klinische behandeling niet geïndiceerd. Klagers verloven zijn goed verlopen en hij is nog verdachte in zijn strafzaak. Hij wil stappen maken voor een goede terugkeer in de maatschappij. De inrichtingspsycholoog heeft hem al aangemeld voor behandeling bij De Waag.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek is afgewezen op grond van het negatieve advies van de reclassering van 7 maart 2019. De reclassering wenst inzage in klagers ontslagbrief van de FPK Assen om de risico’s en benodigde zorg te kunnen inschatten, maar klager heeft daarvoor geen toestemming gegeven. Eerdere behandelinformatie ontbreekt. De stelling dat klager niet-delictgerelateerde zaken uit zijn jeugd heeft besproken, is niet onderbouwd. Uit het reclasseringsadvies van 7 augustus 2018 blijkt dat hij onvoldoende meewerkte aan het onderzoek. Het recidiverisico en het risico op onttrekken werden toen als hoog ingeschat en het risico op letselschade voor willekeurige personen aanwezig. De inrichting heeft negatief geadviseerd. Risicotaxatie en/of delictanalyse is noodzakelijk voordat klager in aanmerking kan komen voor vrijheden. Het feit dat hij verloven heeft genoten, maakt dit niet anders.

4.         De beoordeling

4.1.      In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2.      Klager is veroordeeld voor diefstal met geweld in vereniging. Dat delict heeft naar zijn aard veel impact op de slachtoffers daarvan. De reclassering schat in augustus 2018 klagers recidiverisico als hoog in, met een risico op letsel voor willekeurige personen. Nadien heeft klager kennelijk in een FPK verbleven, maar de ontslagbrief heeft hij niet aan de reclassering willen overleggen. De raadsman stelt weliswaar dat andere rapportages van de FPK voorhanden zouden zijn, maar die zijn niet overgelegd. Hoewel het reclasseringsadvies dus enigszins gedateerd is, moet de beroepscommissie van die risico-inschatting uitgaan.

4.3.      Een hoog recidiverisico met een risico op letsel voor willekeurige slachtoffers staat in de weg aan deelname aan een p.p., dat vergaande vrijheden met zich brengt. De bestreden beslissing kan daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dus ongegrond verklaren.

4.4.      Ten overvloede en naar aanleiding van het verzoek van klagers raadsman de proceskosten van de beroepsprocedure te vergoeden, overweegt de beroepscommissie dat de Pbw een dergelijke mogelijkheid niet kent.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 19 augustus 2019.

            secretaris         voorzitter

Naar boven