Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3785/GV, 16 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/3785/GV

Betreft:            […]      datum: 16 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 9 mei 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw mr. G.D. Haytink om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot voortzetting van de uitvoering van zijn verlofplan in het kader van zijn extramurale plaatsing ex artikel 43, derde lid, van de Pbw, afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Uit de HKT-R-meting blijkt dat klager bij verblijf in de instelling 67 scoort, maar bij verblijf daarbuiten 75. Klager betwist deze risicoanalyse. Hij hield zich aan de afspraken en er hebben geen incidenten plaatsgevonden. Hij voerde zijn vrijwilligerswerk op een zorgboerderij goed uit. Klager is niet veroordeeld voor een vergelijkbaar delict als Michael P. De risicoanalyse kan dan ook niet een-op-een op hem worden toegepast. Uit niets blijkt dat de score buiten de inrichting zou oplopen tot 75. Klager verzoekt te worden gehoord.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Er is geen sprake van een besluit waartegen op grond van de Pbw beroep kan worden ingesteld. Klager is namelijk geen gedetineerde als bedoeld in de Pbw, nu hij in de Weerlanden, een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) van Fivoor, verbleef. Deze kliniek valt onder de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (de Wet Bopz). Verlof wordt verleend op grond van artikel 45 van de Wet Bopz met instemming van de Minister ex artikel 51 van de Wet Bopz.

3.         De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

Klager onderging achtereenvolgens een gevangenisstraf van 434 dagen met aftrek en een hechtenis van 22 dagen op grond van de Wet Terwee. Op 24 juli 2019 is hij in vrijheid gesteld.

Klager verbleef in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, van de Wet Bopz, maar is daar op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw geplaatst. Op de externe rechtspositie van klager zijn de Pbw en het Wetboek van Strafrecht van toepassing. De directeur van de penitentiaire inrichting van waaruit klager in een psychiatrisch ziekenhuis is geplaatst, blijft verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de detentie.  Klager was ten tijde van de bestreden beslissing een gedetineerde als bedoeld in de Pbw, klaagt over een jegens hem genomen beslissing betreffende verlof en dient op grond van artikel 72, tweede lid, van de Pbw in zijn beroep te worden ontvangen.

De Minister heeft klagers verzoek tot voortzetting van de uitvoering van zijn verlofplan afgewezen.

Ingevolge artikel 26, derde lid, van de Pbw stelt de Minister in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) nadere regels aangaande het verlaten van de inrichting bij wijze van verlof. In artikel 2 van de Regeling is bepaald dat de directeur verzoeken om verlof in ontvangst neemt. De Minister beslist op een verzoek om verlof in de gevallen bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, 20d, 32 en 39 van de Regeling. In de overige gevallen beslist de directeur namens de Minister. Klagers verzoek tot voortzetting van de uitvoering van zijn verlofplan valt onder de overige gevallen waarin de directeur namens de Minister beslist. De Minister blijft echter bevoegd zelf te beslissen. 

De afwijzende beslissing van 9 mei 2019 vermeldt als reden van afwijzing dat de risicoanalyse (HKT-R) in de inrichting 67 is en dat de verwachting is dat die buiten de zorginstelling oploopt naar 75. De cijfermatige risicoanalyse d.d. 27 maart 2019 is overgelegd, maar een toelichting ontbreekt. Verder is overgelegd een niet gedateerd of ondertekend schriftelijk stuk met kennelijk een beschrijving van het gedrag van klager tijdens diens verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis. Informatie over het feit of de feiten op grond waarvan klager is veroordeeld en adviezen van betrokken instanties ontbreken. Bij die stand van zaken kan de beroepscommissie niet anders dan oordelen dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd en deze vernietigen.

Klager is inmiddels in vrijheid gesteld en daarom zal de Minister niet worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Voor het toekennen van een tegemoetkoming bestaat geen aanleiding.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 16 augustus 2019.

            secretaris         voorzitter

Naar boven