Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2182/JB, 11 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/2182/JB

Betreft: [klager] datum: 11 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 12 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1984], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 4 september 2003 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 november 2003, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder zijn gehoord klager en de selectiefunctionaris de heer P. Oosterom, bijgestaan door mevrouw [...],juridisch medewerker bij het ministerie van justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een behandelafdeling van de j.j.i. De Doggershoek te Den Helder afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 13 september 2001 gedetineerd. Bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 21 januari 2003 is klager veroordeeld tot een jeugddetentie van achttien maanden met aftrek en is hem voorts de maatregel vanplaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) opgelegd. De tenuitvoerlegging van deze maatregel is begonnen op 7 maart 2003.

Klager verbleef van 14 september 2001 tot 9 september 2002 in de opvanginrichting ’t Nieuwe Lloyd te Amsterdam en aansluitend, tot 30 juni 2003, in een opvangafdeling van de j.j.i. De Doggershoek te Den Helder. Van daaruit is hijgeselecteerd voor een normaal beveiligde behandelafdeling van de j.j.i. Stichting Fentrop Jongerenhuis Harreveld (hierna: Harreveld), waar hij op laatstgenoemde datum is geplaatst.
Op 22 juli 2003 heeft klager verzocht te worden overgeplaatst naar een behandelafdeling van de j.j.i. De Doggershoek te Den Helder. Dit verzoek, dat de alleensprekende beklagrechter bij Harreveld ter behandeling heeft verwezen naarde selectiefunctionaris, is bij brief d.d. 4 september 2003 afgewezen.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek door de selectiefunctionaris als volgt toegelicht. Hij heeft bezwaar tegen zijn plaatsing in Harreveld omdat hij als gevolg hiervan nauwelijks meer contact heeft met zijnfamilie. Dit komt enerzijds omdat zijn ouders in Noord-Holland wonen en niet in staat zijn helemaal naar Harreveld te reizen en anderzijds omdat hij in Harreveld pas na twee jaar met verlof mag. Als gevolg hiervan heeft hij zijnmoeder al een half jaar niet gezien. Zijn vader kan slechts af en toe komen; een broer van klager zit echter ook gedetineerd. Deze bezoekproblemen zullen verdwijnen bij plaatsing in De Doggershoek, waar ook het verloftrajectbeduidend eerder wordt gestart. Klager heeft ervaren dat in deze inrichting beter aan zijn toekomst wordt gewerkt. Zo werd daar elke maand een mentorgesprek met hem gevoerd. Hoewel dit wettelijk verplicht is, heeft hij in Harreveldnog maar een keer zo’n gesprek gehad, al verblijft hij daar al vele maanden. Ook in andere opzichten heeft hij het gevoel dat in Harreveld niet naar hem wordt geluisterd en hem geen goed toekomstperspectief wordt geboden. Hij wil omal deze redenen graag naar De Doggershoek worden overgeplaatst, waar hij ook weer naar school kan gaan. Deze inrichting, waar meer jongens verblijven die een ernstig delict hebben begaan, heeft hem te kennen gegeven hem ook wel tekunnen en willen behandelen.

De selectiefunctionaris heeft de beslissing tot afwijzing van het verzoek tot overplaatsing als volgt toegelicht.
De plaatsing van klager in Harreveld was gebaseerd op het desbetreffende advies van de rechtbank terzake van het opleggen van de p.i.j.-maatregel aan klager. Dit advies, dat was gebaseerd op PBC-rapportage, hield in plaatsing inHarreveld of anders in De Hartelborgt. In het arrest van het Hof wordt geen duidelijke voorkeur uitgesproken door het noemen van een bepaalde inrichting en is volstaan met het advies betrokkene te plaatsen in een inrichting diezoveel mogelijk is toegerust voor de behandeling van klager.
Ook thans is er geen zwaarwegende reden om af te wijken van het omtrent klager uitgebrachte deskundigenadvies. Hoewel het argument van plaatsing zo dicht mogelijk bij huis niet onbelangrijk is, is de aandacht voor de behandeling vanklager op dit moment van meer belang. Het andere door klager aangevoerde argument voor overplaatsing naar De Doggershoek, namelijk een sneller verloftraject, is niet valide aangezien bij het beoordelen van aanvragen voor verlofdezelfde criteria gelden, ongeacht de inrichting van verblijf. Wat klager betreft is daarbij sprake van een zeer ernstig delict en een geschokte rechtsorde, waardoor zijn terugkeer in de maatschappij minder snel kan aanvangen danjeugdigen met minder zwaarwegende omstandigheden.
Vooralsnog is het zaak dat een intensieve behandeling van klager kan plaatsvinden, waarvoor Harreveld het meest is toegerust. De vraag in hoeverre therapeutische contacten met het gezin daarbij een rol dienen te spelen staat terbeoordeling aan de inrichting. In elk geval neemt de resocialisatie een belangrijke plaats in bij de behandeling die Harreveld biedt. Met de omstandigheid dat deze inrichting in een uithoek van het land is gesitueerd wordt daarbijnadrukkelijk rekening gehouden. Overigens behoort een eventuele doorplaatsing van klager na het bereiken van de open fase zeker tot de mogelijkheden.

4. De beoordeling
Klager ondergaat de p.i.j.-maatregel. Hiervoor zijn de behandelinrichtingen bestemd.
Zowel Harreveld als De Doggershoek is aangewezen als normaal beveiligde behandelinrichting. Laatstgenoemde inrichting heeft een regionale bestemming, terwijl Harreveld een landelijke bestemming heeft.
Ingevolge artikel 16, vierde lid, Bjj moet de selectiefuntionaris bij de plaatsing van een jeugdige met een p.i.j.-maatregel de aanwijzingen opvolgen van de autoriteiten die de maatregel hebben opgelegd.
Het gerechtshof heeft geadviseerd tot plaatsing van klager in een inrichting die zoveel mogelijk is toegerust voor zijn behandeling. In het kader daarvan heeft het Hof aangegeven de terzake uitgebracht conclusie en adviezen van deingeschakelde deskundigen over te nemen en deze tot de zijne te maken. Voorzover hier van belang houden deze in dat behandeling van klager noodzakelijk is teneinde het recidivegevaar te beperken. Daarbij wordt gedacht aan eeninrichting als Harreveld, daar deze de meest geëigende behandelingsmogelijkheden zou kunnen bieden aan klager. Mocht klager niet in Harreveld geplaatst kunnen worden, dan komt een inrichting als De Hartelborgt te Spijkenisse inaanmerking.
De selectiefunctionaris heeft overeenkomstig dit advies beslist tot plaatsing van klager in Harreveld, welke plaatsing op 30 juni 2003 is gerealiseerd.

Klager heeft zo’n drie weken na zijn plaatsing in Harreveld een verzoek om overplaatsing ingediend, tegen de afwijzing waarvan het onderhavige beroep is gericht.
De beroepscommissie overweegt daaromtrent het volgende. Het door klager aangevoerde argument dat hij bij plaatsing in De Doggershoek sneller op verlof zou kunnen moet als niet aannemelijk worden aangemerkt, nu de criteria die geldenvoor de besluitvorming daarover niet verschillen naargelang men verblijft in een andere inrichting. Wat betreft klagers argument dat hij bij plaatsing in De Doggershoek relatief dicht bij zijn familie zou verblijven waardoorregelmatig bezoek mogelijk is, overweegt zij dat dit argument, hoewel op zich juist, (vooralsnog) van minder gewicht is dan het belang dat klager heeft bij plaatsing in een inrichting die het meest is toegerust om hem een adequatebehandeling te bieden. Naar aannemelijk is geworden bezit Harreveld hiertoe een grote professionaliteit, terwijl de resocialisatie daarbij een belangrijke plaats inneemt.
Gelet op het voorgaande komt de beroepscommissie tot het volgende oordeel.
De beslissing van de selectiefunctionaris tot afwijzing van klagers verzoek om overplaatsing is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, ook niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, mr. A.P. van der Linden en dr. N.W. Slot, leden, bijgestaan door mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 11 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven