Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2401/GA, 10 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:10-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2401/GA

betreft: [klager] datum: 10 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 10 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 19 september 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 november 2003, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadvrouw mr. J. Serrarens, en de heer [...], unit-directeur bij voormelde inrichting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 3 x 24 uur en de verlenging van deze ordemaatregel voorshands voor de duur van 4 x 24 uur.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ordeverstorend of opruiend gedrag. Hij heeft niemand ertoe aangezet om aanstekers te kopen. De directeur weet dat klager geen woord wisselt met de gedetineerde, die beweert dathij door klager onder druk is gezet om aanstekers te bestellen. Uit het dagrapport zou moeten blijken dat klager nooit contact heeft met deze medegedetineerde. Klager rookt en bestelt dus zelf wel eens een aansteker. Klager issteeds de dupe van het beleid van de directie. Hij is overgeplaatst naar afdeling D en daar is vervolgens ook de sprinklerinstallatie afgegaan.
De melding over wat er precies door het personeel gehoord is ontbreekt in het dossier. De beklagcommissie heeft wel inzage gehad in de vertrouwelijke mededeling van het personeel en heeft mede daarop haar beslissing gegrond. Nu nochklager noch zijn raadsvrouw dit stuk hebben kunnen inzien, moet de beslissing van de beklagcommissie vernietigd worden.
Klager heeft in totaal vijf dagen in de afzonderingcel verbleven. Hij vraagt zich af waarom dit zo lang geduurd heeft. Het aantal mensen dat over deze kwestie gehoord moest worden is zeer beperkt.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het personeel heeft een gesprek tussen klager en medegedetineerde S. gehoord. Klager zou S. gedwongen hebben om het contract voor zijn TV op te zeggen en voor dat geld aanstekers te kopen. Het voornemen tot brandstichting is doordiverse gedetineerden bevestigd. Sommige gedetineerden hebben het nadrukkelijk bevestigd, anderen hebben het niet ontkend. Ook het GRIP is hierbij betrokken; dat bleek geen nadere informatie te hebben. Om die reden is klageruiteindelijk twee dagen eerder uit de afzondering gelaten. De directeur tilt zwaar aan dergelijke incidenten. Hij moet dit ook serieus nemen. Als hij hoort dat er plannen zijn om brand te stichten wil hij daar alle betrokkenenvertrouwelijk over horen. Klager is als laatste van alle betrokkenen gehoord, zodat hij met de verklaringen van de anderen kon worden geconfronteerd. Klager is op 29 april 2003, om 18.30 uur uit de afzondering gekomen.
Een EBI-gedetineerde mag een aansteker kopen.

3. De beoordeling
Art. 24 Pbw bepaalt dat de directeur bevoegd is een gedetineerde in afzondering te plaatsen. Op grond van art. 23, eerste lid Pbw is dat onder meer mogelijk indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid inde inrichting noodzakelijk is. De beroepscommissie is van oordeel, dat de informatie, die de directeur bereikte, en waarvan hij de zakelijke inhoud ter zitting in aanwezigheid van klager en zijn raadsvrouw heeft verteld, inredelijkheid aanleiding kon vormen voor de directeur om actie te ondernemen. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de directeur om klager in afzondering te plaatsen en deze afzondering vervolgens te verlengenteneinde alle bij het incident betrokken medegedetineerden te horen en bij het GRIP nadere informatie in te winnen, niet in strijd is met de wet, terwijl het besluit evenmin, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, alsonbillijk of onredelijk kan worden aangemerkt. Daarbij wordt overwogen dat klager niet langer dan noodzakelijk in afzondering heeft verbleven, nu de directeur, zodra alle betrokkenen waren gehoord en zodra duidelijk was dat het GRIPgeen nadere informatie had, de verlengde afzondering na twee dagen heeft opgeheven.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie onder verbetering van gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. D.J. Dee en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.S. Holthuis, secretaris, op 10 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven