nummer: R-19/2498/GA
betreft: [klager] datum: 16 augustus 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door mr. M.S. Rozenbeek, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 12 december 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Schie te Rotterdam, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M.S. Rozenbeek om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het negatieve advies dat klager heeft gekregen van zowel het Multidisciplinair Overleg (MDO) als de vrijhedencommissie (VC) voor zijn fasering (S-2018-000631).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De klacht ziet niet op het negatieve selectieadvies, daar is immers reeds beroep tegen ingesteld (R-1651). De klacht ziet met name op het feit dat over klager beslissingen worden genomen op basis van stukken die er niet zijn, dan wel dat het MDO en de VC, volgens klager, oordelen over zaken waarover zij niet te oordelen hebben. Het is voor klager van belang dat het MDO en de VC behoren te rapporteren over zijn persoon en status binnen de inrichting en daarvan lijkt in dit geval geen sprake. Klager verzoekt om gegrondverklaring van zijn beroep, opdat het MDO en de VC opnieuw over klager kunnen rapporteren, maar dan enkel over zijn persoon en status binnen de inrichting.
De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beklagrechter heeft het beklag niet-ontvankelijk verklaard omdat het beklag zou zien op het negatieve selectieadvies dat klager heeft gekregen en dit op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw geen beklagwaardige beslissing is.
De beroepscommissie merkt op dat hetgeen klager heeft gesteld over de handelswijze van het MDO en de VC en over de daaruit voortvloeiende beslissingen dan wel oordelen evenmin beklagwaardige beslissingen opleveren in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Klager kan derhalve niet in zijn beklag worden ontvangen. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd met verbetering van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 16 augustus 2019.
secretaris voorzitter