Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2423/GA, 20 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:20-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/2423/GA

betreft: [klager]            datum: 20 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 30 november 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de omstandigheid dat klager halve dagen, tijdens de voor de arbeid bestemde tijd, werd ingesloten omdat klager op een wachtlijst voor de arbeid stond (Nh 2018/000059).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager had niet ingesloten mogen worden omdat er geen werk beschikbaar was, er was immers geen sprake van een calamiteit of van werkweigering van klagers kant. Het insluiten van een gedetineerde die op een wachtlijst staat voor de arbeid is alleen toegestaan onder het regime huis van bewaring en niet onder het gevangenisregime. Klager had dan ook in zijn vrijheid gecompenseerd moeten worden.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit de huisregels van de penitentiaire inrichting Veenhuizen onder 3.2 volgt dat indien de gedetineerde nog niet is ingedeeld voor de verplichte arbeid, de gedetineerde in afwachting hiervan wachtgeld krijgt en hij gedurende het arbeidsblok wordt ingesloten op eigen cel.

3.         De beoordeling

Ingevolge artikel 47 van de Pbw hebben gedetineerden recht op deelname aan de in de inrichting beschikbare arbeid. Op de directeur rust de verplichting om voldoende arbeid in de inrichting te realiseren. Dat in de inrichting een wachtlijst wordt gehanteerd voor de periode waarin niettemin onvoldoende arbeid beschikbaar is, merkt de beroepscommissie niet aan als onredelijk of onbillijk. Naar het oordeel van de beroepscommissie dient evenwel de termijn die de gedetineerde op de wachtlijst staat, wanneer de gedetineerde binnen die termijn bij het ontbreken van voldoende arbeid wordt ingesloten, te worden begrensd. Uit de jurisprudentie (RSJ 11 september 2015, 15/0504/GA) volgt dat de termijn waarbinnen de gedetineerde op de wachtlijst staat en tegelijkertijd wordt ingesloten gedurende de voor arbeid gereserveerde tijd, in redelijkheid dient te zijn begrensd en wel tot een periode van twee weken, behoudens in geval van uitzonderlijke omstandigheden. Indien na ommekomst van deze periode het de directeur niet is gelukt voldoende arbeid te realiseren, is de beroepscommissie van oordeel dat insluiten als gevolg van het ontbreken van voldoende arbeid, als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Op de directeur rust alsdan de verplichting voor een alternatief voor insluiting zorg te dragen.

Klager is op 11 oktober 2018 binnengekomen bij de locatie Norgerhaven en is op 15 oktober 2018 gestart met de arbeid. Zodoende heeft klager vier dagen op de wachtlijst moeten staan voor de arbeid. Gedurende deze vier dagen is klager tijdens het arbeidsblok ingesloten geweest en heeft hij in afwachting van een arbeidsplek wachtgeld gekregen. Gelet op bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat dit niet als onredelijk kan worden beschouwd. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J.W. Wabeke en mr. D. van der Sluis, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 20 augustus 2019.

  secretaris  voorzitter

Naar boven