Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2371/GA, 21 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:21-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/2371/GA

betreft: [klager]            datum: 21 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.C. Alberts, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 30 november 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. W.C. Alberts om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de omstandigheid dat klager meerdere bestellingen heeft gedaan waarbij niet alle boodschappen zijn geleverd terwijl klager het geld van de niet geleverde boodschappen nog niet teruggestort heeft gekregen (LW-2018-418).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit klagers afschriften blijkt dat inmiddels een gedeelte van de gelden, te weten € 29,32, is teruggeboekt. Dit geldt niet voor de bedragen van € 13,60 en € 23,95. Namens klager wordt verzocht om het hoofd van de inrichting op te dragen om binnen een door de beroepscommissie te stellen termijn tot retourneren over te gaan van de onterecht ingehouden geldbedragen van € 13,60 en € 23,95.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Primair verzoekt de directeur om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren aangezien op grond van de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 januari 2019 (ECLI:RBDHA:2019:81) kwesties rondom de levering van winkelproducten niet (meer) onder de zorgplicht van de directeur vallen. Subsidiair verzoekt de directeur om het beroep ongegrond te verklaren. Volgens de directeur klopt het dat deze bedragen niet zijn teruggeboekt naar de rekening-courant van klager aangezien deze bedragen reeds zijn verrekend met andere bestelde winkelproducten. Zo is het bedrag van € 13,80 verrekend op de nota met factuurnummer 00566067. Over het bedrag van € 23,95 bestaat een misverstand. Dit betreft namelijk het totale bedrag van de nota met bon nummer 00000110. Op deze nota is te zien welke producten klager wel en niet geleverd heeft gekregen. De goederen die klager niet geleverd heeft gekregen hebben een totale waarde van € 12,63. Dit bedrag is vervolgens verrekend op de nota met factuurnummer 00560173. De directeur heeft alle genoemde facturen als bijlagen bijgevoegd. Nu klager aantoonbaar alle bedragen teruggestort dan wel verrekend heeft gekregen verzoekt de directeur om het beroep ongegrond te verklaren.

3.         De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 44, vijfde lid, van de Pbw draagt de directeur zorg voor het stellen van regels omtrent de aankoop door gedetineerden van andere gebruiksartikelen dan die welke door de directeur ter beschikking worden gesteld. Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat de directeur zorg dient te dragen dat leveringen vanuit de inrichtingswinkel op adequate wijze door zijn personeel wordt uitgevoerd. De directeur dient zich voldoende in te spannen om aan zijn zorgplicht te voldoen. De wijze waarop de directeur invulling dient te geven aan zijn zorgplicht is afhankelijk van de individuele en specifieke omstandigheden van het geval. In de door de directeur aangehaalde uitspraak van de rechtbank Den Haag staat in de beoordeling van het geschil onder punt 4.2:

“In het onderhavige geschil staat centraal de vraag of de directeur van de PI de op hem rustende zorgplicht uit hoofde van artikel 44 lid 5 Pbw schendt. Niet in geschil is dat die plicht meebrengt dat de directeur van de PI er voor dient zorg te dragen dat leveringen vanuit de inrichtingswinkel op adequate wijze worden uitgevoerd en tijdig plaatsvinden, ook al is de afhandeling van de aankopen door de gedetineerden uitbesteed aan een landelijke of regionale winkel in een andere penitentiaire inrichting”.

Uit bovenstaande blijkt dat de plicht van de directeur om zorg te dragen dat leveringen vanuit de inrichtingswinkel op adequate wijze worden uitgevoerd niet in geschil is. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat uit deze uitspraak geenszins valt af te leiden dat alle kwesties rondom de levering van winkelproducten niet meer onder de zorgplicht van de directeur vallen, zoals de directeur stelt.

Ten aanzien van de klacht omtrent de geldbedragen van € 13,80 en € 23,95 beslist de beroepscommissie als volgt. Uit de door de directeur op 29 april 2019 overgelegde stukken blijkt ten eerste dat het bedrag van € 23,95 het totaalbedrag van de nota is, waarbij dus ook de wel geleverde boodschappen zitten. Het totale geldbedrag van de niet geleverde boodschappen bedraagt voor die nota € 12,63. Uit de overgelegde stukken blijkt dat zowel het bedrag van € 13,80 als het bedrag van € 12,63 reeds zijn verrekend met andere boodschappen. Nu het bedrag van € 29,32 is teruggestort aan klager en de bedragen van € 13,80 en van € 12,63 inmiddels zijn verrekend met andere bestellingen van klager, zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.W. Wabeke en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 21 augustus 2019.

     secretaris      voorzitter

Naar boven