Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2201/GA, 9 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:09-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2201/GA

betreft: [klager] datum: 9 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 22 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 15 september 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Ooyerhoek van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Achterhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet vermelden van de uiterste houdbaarheidsdatum op de verpakking van de in de inrichting verstrekte warme maaltijden.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat de vermelding van een uiterste houdbaarheidsdatum op ingevroren en dichtgesealde maaltijden een wettelijke verplichting is. In de inrichting verstrekte Halal-maaltijden zijn wel van een dergelijke uiterstehoudbaarheidsdatum voorzien. Juist omdat de maaltijden worden ingevroren en opgeslagen voor gebruik, is de kans aanwezig dat er fouten worden gemaakt. Gedetineerden lopen door deze werkwijze het risico om bedorven eten verstrekt tekrijgen. Klager gaat er van uit dat hem eerder al eten is verstrekt waarvan de uiterste houdbaarheidsdatum was verstreken. Halal-maaltijden, waarop die uiterste houdbaarheidsdatum staat vermeld, zijn in de inrichting immers ook ruim na het verstrijken van die datum verstrekt. In zijn reactie naar de beklagcommissie heeft de directeur aangegeven dat het afdelingshoofd de houdbaarheid van het eten steekproefsgewijs zou controleren. Dat is volgens klagerfeitelijk onmogelijk. Klager voelt zich voorts ongelijk behandeld nu
Halal-maatijden wel van een uiterste houdbaarheidsdatum zijn voorzien maar zijn maaltijden niet.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 44, eerste lid, van de Pbw, draagt de directeur zorg dat aan de gedetineerde (onder meer) voeding wordt verstrekt. Onderdeel van die zorgplicht is dat de directeur waakt over de kwaliteit van deaangeboden voeding. Daarvoor kan het voor de directeur van belang zijn dat er op door derden aangeleverde maaltijden een uiterste houdbaarheidsdatum staat vermeld. Zulks is evenwel een onderwerp van zorg voor de directeur. Hetontbreken van een dergelijke uiterste houdbaarheidsdatum is daarom, hoewel in zijn algemeenheid wenselijk en gebruikelijk, geen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De uitspraak van de beklagrechter kandaarom niet in stand blijven en klager dient alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven