Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3780/GB, 31 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3780/GB

Betreft:            [klager]                                                           Datum: 31 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Weldam, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 15 mei 2019 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, namens de Minister voor Rechtsbescherming (de beroepscommissie verstaat hieronder: de selectiefunctionaris), alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Namens klager is zijn raadsman, mr. J.J. Weldam, op 28 juni 2019 door een lid van de Raad gehoord. Klager is niet verschenen. Van dit horen is een verslag opgemaakt dat aan partijen is verzonden. Op 8 juli 2019 is een reactie van klagers raadsman op het verslag ontvangen. Een afschrift hiervan is aan de selectiefunctionaris verzonden. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem vanuit De Piet Roordakliniek terug te plaatsen in de inrichting voor stelselmatige daders (isd) van de penitentiaire inrichting (p.i.)Achterhoek te Zutphen ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 20 december 2017 gedetineerd. Hij verblijft in de isd van de p.i. Achterhoek. Van 3 december 2018 tot 20 februari 2019 was klager opgenomen in De Piet Roordakliniek te Zutphen.

3.         De standpunten

3.1  Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk en samengevat weergegeven  –toegelicht. Het is klagers derde ISD-maatregel. Behandeling zal dan ook niet eenvoudig zijn. Klager en zijn raadsman waren dan ook verheugd dat De Piet Roordakliniek bereid was klager op te nemen, met als gevolg dat klager voor diagnostiek én behandeling in de Piet Roordakliniek werd geplaatst.  Klager vindt dat de kliniek de handdoek te snel in de ring heeft gegooid. Hij heeft geen waarschuwing gehad en werd plotseling teruggeplaatst in de inrichting. De selectiebeslissing is zelfs pas achteraf genomen. De Piet Roordakliniek wist van tevoren wat klagers problematiek was. Daar is niets aan veranderd. De kliniek wilde waarschijnlijk van klager af en heeft daarom triviale dingen opgevoerd om klager weggeplaatst te krijgen. Volgens de kliniek zou een langer verblijf van klager niet geïndiceerd zijn en zou het vervolgtraject moeten bestaan uit een woonplek. Dit advies staat echter haaks op het trajectplan waarin is vermeld dat klager eerst behandeld dient te worden voordat hij wordt geplaatst bij een instelling voor beschermd wonen. Voorts is niet gebleken wat de uitkomst is van de diagnostiek en is deze uitkomst niet in de selectiebeslissing betrokken. Voor zover de selectiefunctionaris zich op het standpunt heeft gesteld dat hij mag uitgaan van hetgeen De Piet Roordakliniek heeft geadviseerd, is klager van mening dat van de selectiefunctionaris mag worden verwacht dat hij afstemming had gezocht met de inrichting en de kliniek over het vervolgtraject, in plaats van zonder meer over te gaan tot terugplaatsing van klager in de inrichting. Klager verwijst daartoe naar RSJ 25 juli 2016, 16/1473/GB. Klager is dan ook van mening dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd en als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

3.2  De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk en samengevat weergegeven –  toegelicht. Uit het selectieadvies van de inrichting blijkt dat op 30 augustus 2019 een indicatie is aangevraagd voor een klinische plaatsing van klager. Hoewel er aanvankelijk twijfels bestonden over de haalbaarheid van de behandeling, vanwege klagers IQ en een taalbarrière, is toch besloten een indicatie af te geven voor plaatsing van klager en is klager in De Piet Roordakliniek geplaatst. De Piet Roordakliniek zag na afronding van de diagnostiek echter geen behandelmogelijkheden voor klager. De selectiefunctionaris mag uitgaan van hetgeen de kliniek adviseert. Het ligt daarbij niet in de discretie van de selectiefunctionaris om op basis van een diagnostisch rapport zelf een conclusie te trekken. Door De Piet Roordakliniek wordt duidelijk aangegeven dat behandeling van klager niet meer tot de mogelijkheden behoort.

4.         De beoordeling

4.1       Op grond van artikel 44m, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel kan de selectiefunctionaris, indien een gedetineerde niet of niet meer in staat of bereid is deel te nemen aan het programma in de laatste fase buiten de inrichting dan wel te voldoen aan de daaraan verbonden voorwaarden, beslissen hem op de grondslag van een advies van de directeur terug te plaatsen in de inrichting.

4.2       Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Achterhoek van 21 februari 2019 en het verslag van De Piet Roordakliniek van 6 maart 2019 volgt dat klager van 3 december 2018 tot 20 februari 2019 opgenomen is geweest in De Piet Roordakliniek. Gedurende de opname bleek dat er weinig ruimte was voor behandeling van klager. Klager spreekt gebrekkig Nederlands en is analfabeet. Daarbij toonde hij volgens de kliniek zeer beperkt inzicht in zijn problematiek, is hij geneigd tot externalisering en lijkt hij niet in staat tot reflecteren op zijn eigen handelen. Gezien de beperkte mogelijkheden van klager, bleek het voor de kliniek niet mogelijk om behandeling vorm te geven. De verwachting van de kliniek was dat klager meer gebaat zal zijn bij een intensieve vorm van beschermd wonen waar hij gedurende lange tijd begeleiding en ondersteuning kan krijgen in het dagelijks leven. De directeur van de p.i. Achterhoek heeft daarom geadviseerd klager terug te plaatsen in de inrichting.

4.3       De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris, gelet op de goed onderbouwde adviezen van de kliniek en de inrichting, in redelijkheid kon beslissen tot terugplaatsing van klager naar de isd van de p.i. Achterhoek. Hieruit blijkt dat na afloop van het diagnostisch onderzoek – in overleg met de reclassering en casemanager van klager – geen ruimte werd gezien voor inhoudelijke behandeling. Anders dan de raadsman ziet de beroepscommissie in casu geen gebrek aan overleg en afstemming over de mogelijkheden in een vervolgtraject. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in redelijkheid mocht afgaan op voormelde informatie en op grond daarvan het onderhavige advies aan de selectiefunctionaris mocht geven. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 31 juli 2019                                               

 

     secretaris    voorzitter

Naar boven