Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3759/GB, 25 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3759/GB

Betreft:            [klager]            datum: 25 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.R. van Laar, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 7 mei 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing van de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad naar de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 29 oktober 2015 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de p.i. Lelystad.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Primair is klager van mening dat het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel zijn geschonden, nu niet althans onvoldoende uit enige feiten en omstandigheden blijkt waarom hij niet overgeplaatst zou kunnen worden naar De Schie. In de p.i. Lelystad kan hij minder bezoek ontvangen, omdat zijn bezoek afkomstig is uit de regio Den Haag/Zoetermeer. Het is voor zijn bezoek een steeds grotere belasting naar de p.i. Lelystad te moeten reizen. Dit is des te meer van belang, nu de dochter van klager slechts anderhalf jaar oud is en een hele dag onderweg zal zijn om even tijd met haar vader door te brengen. De vader van klager is slechts één keer op bezoek geweest. Het bezoek van klager is dus zeer minimaal. De wachtlijsten voor inrichtingen in de regio Rotterdam vormen geen reden om klager niet te kunnen plaatsen.

3.2.      Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

De wachtlijsten van inrichtingen in de regio Rotterdam zijn op dit moment erg lang. Er is begrip voor het feit dat klagers verblijf in de p.i. Lelystad extra reistijd met zich meebrengt voor zijn bezoek. Niet onderbouwd wordt echter waarom bezoekers niet tot reizen in staat zouden zijn. Daarbij komt dat klager niet is verstoken van bezoek.

4.         De beoordeling

4.1.      Klagers beroep is gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek tot overplaatsing naar (kort gezegd) een gevangenis in de regio Rotterdam. Dat verzoek kon in redelijkheid worden afgewezen. Hiertoe neemt de beroepscommissie de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking.

4.2.      Ingevolge artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) worden gedetineerden die tot een gevangenisstraf zijn veroordeeld, in een gevangenis in het arrondissement van vestiging geplaatst. Indien in het arrondissement van vestiging geen gevangenis is aangewezen of geen plaats in een gevangenis in het desbetreffende arrondissement beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een gevangenis in een aanpalend arrondissement geplaatst. Klager verblijft conform voornoemd uitgangspunt in de gevangenis van de p.i. Lelystad, gelegen in een aanpalend arrondissement van het arrondissement Rotterdam. Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat klagers verblijf in de p.i. Lelystad meer reistijd met zich meebrengt dan in geval van een plaatsing in de regio Rotterdam, kan dit niet tot een ander oordeel leiden. Klager is ook niet verstoken van bezoek. De beroepscommissie neemt tevens in aanmerking dat klager verbleef in de gevangenis van de p.i. Alphen, maar vanwege het aantreffen van onder andere een handelshoeveelheid hasj op 28 februari 2019 is overgeplaatst naar de gevangenis van p.i. Lelystad.

4.3.      De bestreden beslissing kan gelet op het voorgaande, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 25 juli 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven