Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3708/GB, 08 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:08-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-19/3708/GB

Betreft:            [klager]                                   datum: 8 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 10 mei 2019 genomen beslissing van de Minister,  en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 30 juli 2018 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad. Op 8 februari 2019 is hij geplaatst in de gevangenis van het JC Zaanstad, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager ontkent dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van softdrugs in de meerpersoonscel. Klager verbleef pas enkele dagen in deze cel. Onder druk van twee medegedetineerden en het personeel heeft klager de schuld voor de aangetroffen softdrugs op zich genomen. Nadat hij hiervoor disciplinair bestraft was, werd hem duidelijk dat het ging om een handelshoeveelheid. Klager is hier erg van geschrokken en heeft het gevoel de aangetroffen softdrugs in zijn schoenen geschoven te hebben gekregen. Hoewel de directeur hiervan op de hoogte was, is de Minister slechts beperkt ingelicht over de opgelegde disciplinaire straf voor de aangetroffen softdrugs. Klager stelt dat hij in geen geval teruggeplaatst had mogen worden vanuit de b.b.i., omdat de aangetroffen softdrugs hem niet te verwijten vallen. De gevolgen van de terugplaatsing zijn voor klager verstrekkend. Hij heeft een ernstige zieke vrouw en zij moet momenteel alleen voor de kinderen zorgen. Klager ziet het positieve dat hij buiten de p.i. wil bewerkstelligen, nu aan zich voorbij gaan.

3.2.      De Minister verwijst als reactie op het beroepschrift naar de inhoud van de bestreden beslissing van 10 mei 2019. Uit de bestreden beslissing volgt dat klager op 7 november 2018 in de b.b.i. van de p.i. Lelystad is geplaatst. Tijdens zijn verblijf in de b.b.i. heeft hij meermalen de regels overtreden. Zo is hij tijdens zijn eerste twee verloven twee keer door het voor hem verboden gebied gereisd. Hiervoor is hem een waarschuwing gegeven en een disciplinaire straf opgelegd. Tijdens klagers derde verlof was de accu van de enkelband onvoldoende opgeladen. Op 2 februari 2019 is aan klager een disciplinaire straf opgelegd wegens het bezit van een handelshoeveelheid softdrugs (12,71 gram), waarna hij op 7 februari 2019 is teruggeplaatst naar het basisprogramma (degradatie). Vervolgens is hij hergeselecteerd voor plaatsing in de gevangenis van het JC Zaanstad. Klager heeft aangetoond dat hij niet kan omgaan met de vrijheden in een b.b.i. Hij voldoet niet langer aan de voorwaarden voor plaatsing in een b.b.i., zodat de bestreden beslissing op juiste gronden is genomen.

4.         De beoordeling

4.1.      Bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen speelt de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving, een belangrijke rol. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), en of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling (Stcrt. 2000, nr. 176). Daarbij komt dat voor plaatsing in een stapeltraject een advies van de reclassering, die uiteindelijk het toezicht zal uitvoeren, vereist is.

4.2.      Uit de inlichtingen van de Minister, waaronder het selectieadvies van 6 februari 2019 van de p.i. Lelystad, blijkt dat klager is teruggeplaatst naar het basisprogramma (degradatie) in verband met het meermalen overtreden van afspraken van zijn verloven en wegens de oplegging van een disciplinaire straf. Met de plaatsing in het basisprogramma voldoet klager niet langer aan de vereisten voor plaatsing in een b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de Minister kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 8 augustus 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven