Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3707/GB, 29 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:29-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3707/GB

Betreft:            [klager]            datum: 29 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 8 mei 2019 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers deelname aan een penitentiair programma (p.p.) beëindigd en hem geselecteerd voor de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1.

2.         De feiten

Klager is sedert 7 februari 2018 gedetineerd. Hij nam deel aan een p.p. en was administratief ondergebracht bij de locatie Zwolle Zuid 1. Op 12 februari 2019 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Hij is teruggeplaatst wegens het overtreden van een voorwaarde die was opgelegd tijdens plaatsing in het p.p. Het overtreden van die voorwaarde is enkel en alleen te wijten aan de onwetendheid van klager. Klager heeft een paar gemberbiertjes gedronken. Hij weet dat hij geen alcohol mag nuttigen. Daarom heeft hij bewust gekozen voor alcoholvrij gemberbier. Op het etiket stond eveneens geen alcoholpercentage vermeld. In wetgeving is bepaald dat bij een alcoholpercentage onder de 1,2% geen vermelding verplicht is op het etiket. Klager vindt het onjuist dat hij is teruggeplaatst vanwege die onwetendheid. Hij had een waarschuwing moeten krijgen. Klager heeft tijdens zijn deelname aan het p.p. nooit alcohol genuttigd.

3.2.      De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager is op 11 januari 2019 positief bevonden op softdrugs. Klager heeft hiervoor op grond van artikel 9, tweede lid, van de Pm een officiële waarschuwing ontvangen. Op 24 januari 2019 heeft de directeur van de locatie Zwolle met klager gesproken en gezegd dat hij in de Stichting Ontmoeting mag blijven, mits hij zich volledig inzet en zich positief blijft gedragen. daarbij is opgemerkt dat wanneer voornoemd incident zich vaker voordoet, dit gevolgen heeft voor klagers traject en plaatsing binnen de Stichting de Ontmoeting. Ondanks het bovenstaande is op 6 februari 2019 bevonden dat klager positief heeft gescoord op alcohol. Navraag bij het Gelrelab op 8 mei 2019 wijst uit dat het nuttigen van alcohol onder de 1,2% slechts in uitzonderlijke gevallen kan uitwijzen tot een positieve score van een urinecontrole. Dit kan het geval zijn bij iemand die klein van postuur is en liters van deze drank heeft genuttigd. Klager is een man van 1.98 m met een breed en krachtig postuur. De laborant van het Gelrelab acht het vrijwel onmogelijk dat iemand met klagers postuur op grond van gemberbier met minder dan 1,2% een positieve uitslag kan hebben. Los van genoemde incidenten is klager op 26 maart 2019 en 7 mei 2019 weer positief bevonden op het gebruik van softdrugs.

4.         De beoordeling

Klagers deelname aan een p.p .is beëindigd, omdat hij zich niet hield aan de voorwaarden. Hetgeen namens de minister ter onderbouwing van die beslissing is aangevoerd, vindt bevestiging in de stukken die aan het dossier zijn toegevoegd en waarvan de beroepscommissie heeft kennisgenomen. In hetgeen namens klager in beroep is aangevoerd, worden die gegevens niet betwist. De beroepscommissie kan daarom het volgende vaststellen. Klager is op 11 januari 2019 positief bevonden op het gebruik van softdrugs en heeft daarvoor een waarschuwing gekregen. Klager heeft toen een gesprek gehad met de directeur. Daarbij heeft deze gezegd dat klager in de Stichting Ontmoeting mag blijven, mits hij zich volledig inzet en positief blijft gedragen. Tijdens dit gesprek is klager verder voorgehouden dat wanneer hij weer drugs gebruikt, dit gevolgen kan hebben voor zijn detentietraject. Klager is op 6 februari 2019 positief bevonden op alcoholgebruik. Hij voert aan alcoholvrij bier te hebben genuttigd. Uit de inlichtingen van de Minister blijkt echter dat een laborant van het Gelrelab heeft verklaard het vrijwel onmogelijk te achten dat iemand met klagers postuur op grond van gemberbier met een percentage van minder dan 1,2% een positieve uitslag kan hebben van een urinecontrole. Gelet op het vorenstaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Overigens is klager op 26 maart 2019 en op 7 mei 2019 wederom positief bevonden op het gebruik van softdrugs. Hij laat met voornoemd gedrag zien ongeschikt te zijn voor deelname aan een p.p.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 29 juli 2019

                               

            secretaris                                                                              voorzitter

 

 

 

 

Naar boven