Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3656/TA, 07 augustus 2019, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/3656/TA

betreft: [klager]           datum: 7 augustus 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.M.E. Verpaalen, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 2 mei 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (Me 2018-000138), verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 10 juli 2019, gehouden in de penitentiaire instellingen Lelystad. Klager, zijn raadsvrouw mr. N.M.E. Verpaalen en de vertegenwoordiger van het hoofd van de instelling hebben meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.   Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter, voor zover daartegen beroep is ingesteld

Het beklag betreft de beslissing van het hoofd van de instelling van 11juni 2018 tot voortzetting van de eerder aan klager opgelegde verplichting tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, Bvt (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden. De beklagrechter heeft het beklag inhoudelijk ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De voortzetting van de a-dwangbehandeling is geen ultimum remedium, voldoet niet aan de eisen van subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid, is niet goed gemotiveerd, onmenselijk en in strijd met artikel 3 EVRM. De kern van het probleem is dat klager overlast heeft ervaren door constant harde muziek, gebonk op muren en deuren en geschreeuw, veroorzaakt door drugsgebruik door een deel van de medeverpleegden.

Het stappenplan hoe te handelen bij het ervaren van overlast had geen zin omdat de overlast voortduurde. Als klager de overlast meldde bij het personeel, sprak het personeel medeverpleegde(n) aan maar zodra het personeel weg was, werd weer overlast veroorzaakt. Klager heeft meerdere keren voor een plaatsing in de separeerruimte gekozen om de overlast te ontlopen. Hij verblijft sinds 22 januari 2019 in Hoeve Boschoord, is daar goed op zijn plek en hij ervaart daar geen overlast. Er wordt gesproken over verlofverlening. Zonder overlast kan hij prima functioneren. Voordat de overlast begon, functioneerde hij ook prima en ging hij met verlof.

Het hoofd van de instelling heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Ingevolge artikel 16c, eerste lid, in verbinding met artikel 16b, aanhef en onder a, Bvt kan het hoofd van de instelling beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Doel van de a-dwangbehandeling is te voorkomen dat de verpleegde langdurig op een speciale zorgafdeling of in de (tbs-)instelling moet verblijven. Er behoeft geen sprake te zijn van (dreigend) onmiddellijk gevaar zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling als bedoeld in artikel 26 Bvt en artikel 16b, onder b, Bvt.

Ingevolge artikel 16c, vijfde lid, Bvt kan het hoofd van de instelling beslissen tot voortzetting van de a-dwangbehandeling indien dit blijkens overleg met de behandelend psychiater nodig is.

Uit de stukken komt het volgende naar voren. Bij klager, die niet testbaar is gebleken gedurende het diagnostisch proces, is op basis van observaties en uitgebreide dossierinformatie geconcludeerd dat er sprake is van beperkte emotie- en agressievaardigheden, persoonlijkheidsproblematiek verweven met traumatische ervaringen en een zeer beperkte frustratietolerantie. Klager kon ten tijde van zijn verblijf in de instelling bijvoorbeeld niet tegen het geluid van voetstappen. Als gevolg hiervan vonden incidenten plaats die met agressie/bedreigende uitspraken van klager gepaard gingen. Getracht is om de door klager ervaren geluidsoverlast/prikkels te beperken maar dit heeft voor klager niet het gewenste resultaat gehad. Er was sprake van achteruitgang en stagnatie van zijn behandelingstraject. Medicamenteus ingrijpen werd noodzakelijk geacht om voortgang in klagers behandeling te bewerkstelligen. Zonder medicamenteuze interventies zou sprake zijn van maatschappelijke teloorgang. Omdat klager volhardde in zijn weigering om de geïndiceerde medicatie vrijwillig in te nemen, werd het noodzakelijk geacht om de ingezette a-dwangbehandeling te continueren.

De beroepscommissie is van oordeel dat het hoofd van de instelling, gezien de eerder gemaakte keuze om ten aanzien van klager een a-dwangbehandelingstraject met medicatie in te zetten en gezien de omstandigheden als hierboven vermeld, in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het noodzakelijk was om de eerder ten aanzien van klager ingezette a-dwangbehandeling voort te zetten. Immers, op grond van de stukken was ten tijde van de bestreden beslissing aannemelijk dat, als klager geen antipsychotica zou innemen er weer sprake zou zijn van incidenten gepaard gaande met  agressie, waardoor niet de noodzakelijke behandeling zou kunnen plaatsvinden en een langdurig verblijf in (een) tbs-instelling(en) zou dreigen. Daarmee is naar het oordeel van de beroepscommissie sprake van gevaar dat klager maatschappelijk te gronde zou gaan.

Gelet op de zich in het dossier bevindende stukken is de beroepscommissie voorts van oordeel dat de bestreden beslissing voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Uit die stukken blijkt namelijk dat klager ten tijde van de bestreden beslissing, ondanks de herhaaldelijk met hem hierover gevoerde motiverende gesprekken, weigerde vrijwillig de voorgeschreven medicatie in te nemen, terwijl inname van medicatie door klager volgens de psychiaters de enige manier was waarop het gevaar (op maatschappelijke teloorgang) dat zijn stoornis klager deed veroorzaken kon worden weggenomen.

Voorts blijkt uit de stukken dat klager elke twee weken is besproken in de commissie voorbehouden beslissingen en dat die commissie ten tijde van de bestreden beslissing – klager was op dat moment niet bereid tot vrijwillige medicatie inname – geen alternatieven voor de a-dwangbehandeling zag.

Tot slot acht de beroepscommissie aannemelijk dat de a-dwangbehandeling doelmatig is en (alsnog) het gewenste effect, te weten vrijwillige inname van medicatie door klager, kon bewerkstelligen. Uit de stukken blijkt namelijk dat kort voordat de beslissing tot voortzetting van klagers a-dwangbehandeling is genomen medicatiewijziging heeft plaatsgevonden omdat de eerder gebruikte medicatie onvoldoende effectief was. Na toediening van de nieuwe antipsychotica zijn klagers toestandsbeeld en gedrag aanzienlijk verbeterd, werd hij rustiger en minder agressief, hetgeen bijdraagt aan de voortgang van klagers behandeling en resocialisatie.

Gezien het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing niet in strijd is met de wet en dat die beslissing, die anders dan klager meent voldoende gemotiveerd en onderbouwd is, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.   

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. H. Heddema en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 augustus 2019.

 

 

      

 

 

            secretaris         voorzitter                   

 

 

 

 

 

Naar boven