Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3444/GV, 30 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/3444/GV

betreft: [klager]                                               datum: 30 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 17 mei 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming  (de Minister), en van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers verzoek om algemeen verlof is afgewezen, vanwege een gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. Dat is niet, althans onvoldoende, onderbouwd. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog, terwijl uit de resultaten van het risicotaxatie-instrument blijkt dat het recidiverisico als gemiddeld wordt ingeschat. Concrete feiten en omstandigheden die het als hoog ingeschatte recidiverisico onderbouwen, ontbreken. De omstandigheden dat klager tot op heden er niet in is geslaagd een delictvrij bestaan op te bouwen en dat eerder opgestarte hulpverleningstrajecten voortijdig zijn beëindigd, zijn hiertoe niet voldoende. Ook heeft de Minister niet onderzocht of het verbinden van bijzondere voorwaarden aan het verlof het gestelde recidiverisico zou kunnen beperken. Verder is het advies van het Openbaar Ministerie (OM) onbegrijpelijk en niet onderbouwd. De vrijhedencommissie van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Aangezien de einddatum van klagers detentie is bepaald op 19 december 2019, is sprake van een beperkt strafrestant. Klager zit sinds 22 november 2018 in het plusprogramma, neemt deel aan gedragsinterventies en is bereid zich te houden aan de aan het verlof te verbinden voorwaarden.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit het reclasseringsadvies van 29 maart 2019 volgt dat het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden als hoog is ingeschat. Daarbij is aangegeven dat ten aanzien van het plegen van vermogensdelicten sprake is van een patroon. De als hoog ingeschatte risico’s vormen een contra-indicatie voor het verlenen van algemeen verlof. Tot op heden is klager er niet in geslaagd een delict vrij bestaan op te bouwen. Eerder opgestarte hulpverleningstrajecten zijn voortijdig beëindigd, omdat hij zich niet aan de aan hem opgelegde voorwaarden hield. Hoewel klager deelneemt aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden en de vrijhedencommissie positief heeft geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, weegt het algemeen belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf nu zwaarder dan klagers individuele belang bij verlofverlening. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder de voorwaarde van een locatiegebod en de toepassing van elektronische controle. Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager is recent onherroepelijk veroordeeld vanwege een ernstig vermogensdelict. Na afloop van deze gevangenisstraf, dient hij nog andere straffen te ondergaan. Bij gebreke van een onderbouwing van het verzoek om algemeen verlof, komt klager hiervoor niet in aanmerking. Hij wekt de indruk dat hij tijdens het verlof zich aan de detentie zal proberen te onttrekken. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van drie maanden te ondergaan, met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 19 december 2019. Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. In het reclasseringsadvies van 29 maart 2019 komt naar voren dat klager in zekere mate gemotiveerd is voor gedragsverandering en dat hij openstaat voor deelname aan een gedragsinterventie die is gericht op het vergroten van zijn cognitieve vaardigheden. Klager geeft blijk van enig probleeminzicht en voelt zich genoodzaakt zijn gedrag in positieve zin aan te passen. In dit reclasseringsadvies is echter, mede op grond van een reclasseringsadvies van 25 januari 2019, ook opgemerkt dat klager tot op heden niet voor diagnostiek en behandeling is gemotiveerd. Als gevolg daarvan lijken mogelijkheden tot het doen van een gedegen onderzoek en gedragsbeïnvloeding door middel van behandeling beperkt. Bij klager is sprake van ontoereikende probleemhantering en inadequate copingvaardigheden. Bovendien worden het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden als hoog ingeschat. Daartoe is aangegeven dat bij klager ten aanzien van het plegen van vermogensdelicten sprake is van een delictpatroon. Tot op heden is hij er niet in geslaagd een delictvrij bestaan op te bouwen. Eerder opgestarte hulpverleningstrajecten bij de reclassering zijn voortijdig beëindigd, omdat klager de daaraan verbonden voorwaarden niet heeft nageleefd. De (op dit moment) als hoog ingeschatte risico’s en de bij klager aanwezige problematiek vormen een contra-indicatie voor verlofverlening en rechtvaardigen, ondanks het positieve advies van de vrijhedencommissie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag. Daarom kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. W.F. Korthals Altes, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 30 juli 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven