Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2354/GA, 31 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/2354/GA

betreft: [klager]                                                           datum: 31 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.R.A. Röschlau, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 28 november 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij Justitieel Complex Zaanstad, waarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.R.A. Röschlau om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel voor de duur van vier dagen (ZS-JH-2018-607). De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 25,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De inrichting heeft geen papieren beschikbaar gesteld waaruit kon blijken dat klager in isolatie zat of niet. Bij brand zou dus niet uit de administratie kunnen blijken waar iemand verblijft. De inrichting heeft ook geen videobeelden beschikbaar gesteld terwijl hieruit zou blijken dat iemand klager heeft geslagen en klager wil dat bewijs. Bovendien is de vergoeding te laag omdat klager meent drie nachten in isolatie te hebben gezeten en geen contact kon hebben met vrienden en familie. Tevens kon klager één dag niet douchen. Klager kon geen contact hebben met zijn advocaat toen hij de isoleercel in ging en daar verbleef. Tot slot had de inrichting contact moeten opnemen met de advocaat van klager toen hem geld werd aangeboden. De directeur heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is op bewaardersarrest naar de afzondering gebracht. Klager is door de directeur gehoord en na het onderzoek is door de directeur aangegeven dat klager geen strafwaardig aandeel heeft gehad in de vechtpartij. Klager stelt dat hij drie nachten in afzondering heeft gezeten, dit bestrijdt de directeur ten zeerste. Klager heeft feitelijk maar twee nachten in afzondering gezeten. Hij is op 1 september 2018 om 16:10 uur in afzondering geplaatst en op 3 september 2018 omstreeks 15:50 uur weer terug naar de leefafdeling geplaatst. Klager voert pas in beroep aan dat hij één dag niet heeft kunnen douchen en geen contact zou hebben gehad met zijn advocaat. Deze zaken zijn niet eerder ter sprake gekomen in de klacht in eerste aanleg.

3.         De beoordeling

Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Pbw in verband met artikel 68, eerste lid, van de Pbw, staat geen beroep open tegen een gegrondverklaring van een beklag. In zoverre kan klager niet in zijn beroep worden ontvangen. Het beklag kan niet eerst in de beroepsprocedure worden uitgebreid. De beroepscommissie zal daarom die onderdelen waarover klager pas in beroep klaagt, buiten beschouwing laten. Voor zover het beroep gericht is tegen de hoogte van de tegemoetkoming die aan klager is toegekend, kan de beroepscommissie zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal in zoverre dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag. Zij verklaart het beroep ongegrond voor zover dit is gericht tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.W. Wabeke en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Ferenczy, secretaris, op 31 juli 2019.             

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven