Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0668/STA, 26 maart 2003, schorsing
Uitspraakdatum:26-03-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/668/STA

betreft: [klager] datum: 26 maart 2003

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennis genomen van een op 24 maart 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, voorheen verblijvende in de locatie Utrecht van Flevo Future, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting d.d. 20 maart 2003,inhoudende a. opschorting van verzoekers verlof en b. het niet nakomen door de inrichting van de overeenkomst om twee derde van verzoekers studiekosten te betalen.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het klaagschrift d.d. 21 maart 2003 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting d.d. 25 maart 2003. Telefonisch heeft een medewerkster van deafdeling behandelrapportage op 26 maart 2003 inlichtingen terzake van verzoekers verloffaciliteiten verstrekt.

1. De standpunten
Verzoeker is van oordeel dat het hoofd van de inrichting misbruik maakt van haar bevoegdheden en derhalve een ambtsmisdrijf pleegt door verzoekers verlof op te schorten. Deze beslissing is genomen onder het mom van niet-nakoming vanverlofvoorwaarden door verzoeker, maar is in feite erop gericht hem met geweld over te brengen naar het Pieter Baan Centrum (PBC) zonder dat daaraan een dwangbevel van het Hof ten grondslag ligt. Iedere dag dat de gevolgen van dezebeslissing voortduren neemt de schade voor verzoeker enorm toe, onder meer doordat hij zowel de twee tentamina op 20 maart 2003 als de twee in de weken daarop volgend niet zal kunnen afleggen. Verzoekers raadsman heeft een verzoekbij het gerechtshof ingediend tot een onderzoek anders dan op de door het PBC voorgestane wijze en het resultaat daarvan is niet afgewacht.
Met betrekking tot de beslissing onder b. merkt verzoeker op dat de inrichting in september 2002 zich contractueel heeft verplicht twee derde van zijn studiekosten te betalen, maar daaraan tot op heden geen enkel gevolg heeftgegeven, waardoor verzoeker in de financiële problemen komt. Dit klemt te meer daar het aan het trage opstarten van het verlof door de inrichting te wijten is dat het eerste en tweede trimester van dit studiejaar verloren zijngegaan.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat het gerechtshof te Arnhem bij tussenbeslissing d.d. 9 december 2002 heeft geoordeeld dat verzoeker "onderzocht zal worden in het Pieter Baan Centrum (PBC) teUtrecht en dat er een multidisciplinair gedragskundig rapport met betrekking tot de terbeschikkingestelde zal worden opgemaakt". Genoemde tussenbeslissing is op te vatten als een opdracht tot klinisch onderzoek in het PBC, metandere woorden een gerechtelijk bevel, waaraan verzoeker, het PBC en de kliniek zich te houden hebben. Verzoeker heeft duidelijk te kennen gegeven niet (vrijwillig) te zullen meewerken aan zijn opname in het PBC. Teneinde verzoekersaanwezigheid in de kliniek met het oog op de op 20 maart 2003 te 10.00 uur geplande opname in het PBC zeker te stellen is beslist hem voor die datum geen verlofmogelijkheid te bieden. De beslissing verzoekers verlof op te schortenis hem schriftelijk medegedeeld.
Met betrekking tot de contractuele verplichting verzoeker twee derde deel van zijn studiekosten te betalen wordt opgemerkt dat verzoeker aanvankelijk geen gebruik wilde maken van financiële ondersteuning in dezen door de kliniek.Iemand van buiten de kliniek, naar verzoeker later verklaarde zijn moeder, heeft geld gestort op de rekening van de universiteit te Utrecht voor zijn studie. Vervolgens wenste verzoeker toch in aanmerking te komen voor een bijdragein zijn studiekosten. Alvorens de afdeling Financiële Zaken van de kliniek tot actie kon overgaan, diende verzoeker een officieel bewijsstuk over te leggen, waarop staat vermeld a. de naam van degene die het geld namens hem heeftovergemaakt, b. het rekeningnummer waarop het geld moet worden gestort en c. dat het geld ook inderdaad naar de universiteit is overgemaakt. Uiteindelijk heeft verzoeker via onderwijs een bankafschrift aan de afdeling FinanciëleZaken overgelegd, zij het dat verzoeker de naam en het rekeningnummer op het afschrift onleesbaar heeft gemaakt. De kliniek kan echter zonder naam en rekeningnummer geen geld overmaken en wacht af wanneer verzoeker bereid is devereiste gegevens te verstrekken.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzochten beslist.

Met betrekking tot onderdeel a.
Blijkens de inlichtingen van het hoofd van de inrichting en de telefonische informatie van de medewerkster van de afdeling behandelrapportage verbleef verzoeker tot 20 maart 2003 op de resocialisatieafdeling van de inrichting,alwaar hij onbegeleid verlof genoot, met uitzondering gedurende de nachtelijke uren. Verzoeker diende 's avonds uiterlijk 23.00 uur zich op de afdeling te melden en daar te verblijven. Een dergelijk verlof is geen verlof dat geheelbuiten de inrichting wordt doorgebracht en heeft dus ook niet minimaal onafgebroken een week geduurd, hetgeen een voorwaarde is voor de ontvankelijkheid van een klacht, ingediend op grond van artikel 56, tweede lid, onder a., Bvt.Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan verzoeker om die reden dan ook niet worden ontvangen in dit onderdeel van zijn verzoek.

Met betrekking tot onderdeel b.
Aan de orde is slechts de vraag of de beslissing tot het niet uitbetalen van twee derde van verzoekers studiekosten zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing vanhet hoofd van de inrichting. Naar het oordeel van de voorzitter is dat, mede gelet op de inlichtingen van het hoofd van de inrichting, niet het geval. In zoverre zal het verzoek daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek dat betrekking heeft op de intrekking van het verlof.
De voorzitter wijst het verzoek voorzover het betrekking heeft op de betaling van de studiekosten af.

Aldus gedaan door mr. N. Jörg, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 26 maart 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven