Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2494/STA, 6 november 2003, schorsing
Uitspraakdatum:06-11-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2494/STA

betreft: [klager] datum: 6 november 2003

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennis genomen van een op 3 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

het hoofd van de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek, verder verzoeker te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 67, vierde lid, tweede volzin, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, van de tenuitvoerlegging van een uitspraak d.d. 28 oktober 2003 van dealleensprekende beklagrechter uit de commissie van toezicht bij voornoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager inzake de weigering eerder dan 2 april 2004 te beslissen over hernieuwde toelating vanklagers broer tot de inrichting als bezoeker van klager.

De voorzitter heeft kennis genomen van bedoelde uitspraak van de beklagrechter en de onderliggende stukken, alsook van de schriftelijke reactie van en namens klager op het schorsingsverzoek.

1. De standpunten
Verzoeker is van oordeel dat, mede gelet op het verslag van de beklagzitting, noch het hoofd van de inrichting noch klager diens brief d.d. 3 april 2003 aanmerkt als een schriftelijk verzoek tot hernieuwde toelating van klagersbroer als bezoeker van klager. De brief dient als een verzoek om inlichtingen te worden beschouwd. Desondanks verwacht de beklagrechter binnen vier weken een beslissing op het vermeende screeningsverzoek. Daartegen bestaan devolgende bezwaren. De inrichting heeft beroep ingesteld tegen de volledige beslissing op klachtonderdeel A, inhoudende een driemaandelijks toetsing na weigering bezoek van een niet meer op klagers bezoekerslijst voorkomende bezoekeren de opgelegde suggestie binnen vier weken op het vermeende screeningsverzoek te reageren, omdat dit tot onredelijke gevolgen voor de inrichting en de penitentiaire rechtspleging zal leiden. De inrichting prefereert een goede,inhoudelijke beoordeling door een meervoudige commissie alvorens de fel door de inrichting bestreden screening van klagers broer op te starten dan wel af te wijzen. Beide opties leveren grote bezwaren op. Bij toewijzing van hetvermeende screeningsverzoek moet het personeel klagers broer te woord staan, hoewel het grote angst heeft deze te ontmoeten. Het is niet ondenkbaar dat na een goed verlopen screeningsgesprek klagers broer, eenmaal weer in deinrichting, zich als gebruikelijk verbaal agressief en beledigend gedraagt, medewerkers daarbij beschadigt en zich moeilijk uit de inrichting laat verwijderen. Bij afwijzing van het door de beklagrechter als screeningsverzoekaangemerkte verzoek zal klager onmiddellijk beklag instellen rondom dezelfde vraag als die welke thans aan de beroepscommissie ter beoordeling is voorgelegd. Een nieuwe beklag- en beroepsprocedure kan worden voorkomen door eerst hetinhoudelijk oordeel van de beroepscommissie af te wachten, terwijl nieuwe procedures niets nieuws opleveren en een nutteloze en tijdrovende herhaling van zetten betekenen. Het vorenstaande heeft tot het onderhavige schorsingsverzoekgeleid. Ingeval de behandeling van het beroep langer dan drie maanden in beslag zal nemen heeft het schorsingsverzoek ook betrekking op onderdeel 2.3.3. voorzover dat betrekking heeft op de termijn van drie maanden waarbinnen steedsgeoordeeld dient te worden over hernieuwde screeningsverzoeken. Juist ook ten aanzien van dit onderdeel van het beklag is een uitgebreide inhoudelijke beoordeling in beroep noodzakelijk. Zo de behandeling in beroep meer dan driemaanden zal vergen, zal er sprake zijn van spoedeisendheid.

Klager stelt dat de inrichting het schorsingsverzoekschrift dient te wijzigen in een beroepsschrift. Hij ervaart het schorsingsverzoek als wraak, omdat de inrichting nu eens een keer geen gelijk heeft gekregen van de beklagrechter.Alles draait om het mobieltje van klagers broer. Er wordt geschermd met gevoelens van onveiligheid en bedreiging wegens het bezit van een mobiele telefoon door klagers broer. Klager voelt zich in de inrichting bij voortduringbedreigd wegens het bezit en gebruik van mobiele telefoons door personeelsleden in de wandelgangen, maar daarvan trekt het personeel zich niets aan.
Ten onrechte krijgen alleen klager, zijn broer en familie de schuld van de situatie op 8 februari 2003. Dat die dag het personeel rustig bleef toezien hoe klagers bejaarde ouders over hun toeren raakten blijft in alle stukkenonvermeld. Derhalve verzoekt klager de beslissing van de beklagrechter niet te schorsen, maar het te zijner tijd als beroep mondeling te behandelen.

Namens klager wordt verklaard dat het juist is dat de beklagrechter het beklag beschouwt als een verzoek om hernieuwde toelating van klagers broer als bezoeker. De bezoekweigering, dan wel het niet plaatsen op de bezoekerslijst vanbetrokkene duurt exorbitant lang en is onredelijk. Klager heeft groot belang bij een nieuwe beslissing omtrent toelating van zijn broer tot de inrichting. Een schorsing zou dit belang doorkruisen. De door verzoeker ingebrachtebezwaren acht klager niet terzakedoende. Het verzoek dient te worden afgewezen.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt vast dat de beklagrechter klagers beklag tegen de door verzoeker genomen beslissing d.d. 17 april 2003 om een verzoek tot herplaatsing van klagers broer op klagers bezoekerslijst niet vóór 2 april 2004 ondervoorwaarden in overweging te nemen, op 28 oktober 2003 gegrond heeft verklaard, voorzover deze beslissing de duur van drie maanden te boven gaat. De beklagrechter heeft tevens bepaald dat verzoeker binnen vier weken na de datum vande uitspraak dient te beslissen op klagers verzoek tot hernieuwde toelating van zijn broer tot de inrichting als bezoeker van klager.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een uitspraak van de beklagrechter slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist.
In het licht van de aangevoerde feiten en omstandigheden en met name de motivering door verzoeker van de belangen bij voortzetting van de beslissing om niet klagers verzoek tot herplaatsing van zijn broer op klagers bezoekerslijstvóór 2 april 2004 onder voorwaarden in overweging te nemen, zijn er vooralsnog termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek tot schorsing. Het is aan de beroepscommissie om de beslissing van de beklagrechter inhoudelijk tebeoordelen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 6 november 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven