Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3425/GB, 25 juli 2019, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-19/3425/GB

Betreft:            [klager]                                               datum: 25 juli 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 8 april 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),  en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.  Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) toegewezen en heeft daarbij aan de directeur van de inrichting tot de oplegging van bijzondere voorwaarden geadviseerd.

2.         De beoordeling

De beroepscommissie constateert dat klager, op grond van een besluit van de minister, vanuit een beperkt beveiligde inrichting is overgeplaatst naar een z.b.b.i. op een locatie van zijn voorkeur. Klager is evenwel niet akkoord met die beslissing, omdat daarin een advies aan de directie van de inrichting is opgenomen inhoudende dat de directeur bij het verlenen van vrijheden bijzondere voorwaarden oplegt, waaronder een contactverbod en een locatieverbod. Op grond van artikel 19, derde lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan de directeur aan gedetineerden die verblijven in een inrichting waar wekelijks verlof deel uitmaakt van het regime, ieder weekend verlof verlenen. Artikel 5, tweede lid, van de Regeling bepaalt dat bij de verlening van het verlof bijzondere voorwaarden kunnen worden gesteld, die het gedrag van de gedetineerde betreffen. De beslissing om (bijzondere) voorwaarden op te leggen tijdens een regimesgebonden verlof, is gelet op voornoemde bepalingen voorbehouden aan de directeur. De Minister heeft slechts een adviserende rol ten aanzien van eventuele bijzondere voorwaarden en mocht in redelijkheid in belang van slachtoffers/nabestaanden voornoemd advies in zijn overplaatsingsbeslissing opnemen. De directeur beslist uiteindelijk over de daadwerkelijke oplegging van deze voorwaarden. Als hij daaraan uitvoering geeft, kan klager zich tot de beklagcommissie wenden. Klager zal dan ook niet-ontvankelijk in zijn beroep worden verklaard.

3.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 25 juli 2019.

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven