Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1710/GA, 21 november 2003, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1710/GA

betreft: [klager] datum: 21 november 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 31 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. deVaal, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 23 juli 2003 van de beklagcommissie bij de locatie Noordsingel van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 oktober 2003, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij de locatie Noordsingel voornoemd.
Klagers raadsvrouwe mr. N.B. Swart heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en de beroepscommissie verzocht om aanhouding van de behandeling tot een nadere zitting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep nog aan de orde – :
a. het gebruik van excessief geweld door een vreemdelingengeleider tijdens een
plaatsing in de observatiecel;
b.1 een drietal disciplinaire straffen van opsluiting in de eigen verblijfsruimte zonder daaromtrent door de directeur te zijn gehoord;
b.2 het door de directeur niet met klager willen bespreken van de onder b.1 vermelde disciplinaire straffen;
b.3 het niet beantwoorden van klagers brieven door de Commissie van Toezicht.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven, en heeft niet beslist op het beklag onder b.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft een aantal disciplinaire straffen opgelegd gekregen. Het feit dat hem die straffen zijn opgelegd was voor hem op zich geen reden om in beklag te gaan. Bij de laatste disciplinaire straf, een straf van zeven dagenopsluiting in een strafcel, heeft een vreemdelingenbegeleider geweld tegen klager gebruikt. Klager heeft een aantal straffen opgelegd gekregen en is uiteindelijk overgeplaatst naar een andere inrichting. Klager werd steeds bestraftals hij probeerde een klaagschrift in te dienen. Kennelijk wilde men niet dat klager in beklag ging. Klager heeft ook brieven aan de beklagcommissie gezonden, die zijn nooit beantwoord. De verslagen die hebben geleid tot dedisciplinaire straffen, zijn onwaar. Klagers gevoel is dat hij alles moet accepteren wat er door het personeel gezegd wordt. Klager heeft nooit slaande bewegingen gemaakt in de richting van het personeel of personeelsleden bedreigd.Klager krijgt van de inrichting niet de gelegenheid zijn gelijk aan te tonen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het is juist dat er bij de overbrenging van klager naar de strafcel door de vreemdelingengeleider excessief geweld is gebruikt. De betreffende geleider is daarvoor door de directeur berispt. Naar de mening van de directeur betreftdat handelen van die geleider echter feitelijk gedrag en geen beklagwaardige beslissing. Indien de beroepscommissie van mening is dat het handelen van de geleider wel onder de verantwoordelijkheid van de directeur valt, heeft klagervolgens de directeur terecht geklaagd en zou het beroep alsnog gegrond moeten worden verklaard. De reden voor de aan klager opgelegde disciplinaire straf was gelegen in de omstandigheid dat klager bedreigingen heeft geuit in derichting van medewerkers van de inrichting.

Van hetgeen is voorgevallen ter zitting van de beroepscommissie op 15 oktober 2003 is verslag opgemaakt. Dat verslag is toegezonden aan klagers raadsvrouwe mr. N.B. Swart, advocaat te Groningen en aan de raadsvrouwe is degelegenheid gegeven te reageren op dat verslag. Klagers raadsvrouwe heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt en zij heeft nog het volgende – zakelijk weergegeven – aangevoerd:
Het beroep richt zich tegen de uitspraak van de beklagcommissie op de klacht met nummer 10574. Die klacht behelst de volgende onderdelen:
- klager heeft drie maal een disciplinaire straf opgelegd gekregen zonder tevoren door de directeur te zijn gehoord;
- de directeur heeft hierover niet met klager in gesprek willen treden;
- klager heeft tweemaal een brief verzonden aan de Commissie van Toezicht bij de locatie Noordsingel, waarop tot heden geen antwoord is ontvangen.
Namens klager wordt verzocht het beroep voor wat betreft de disciplinaire straffen gegrond te verklaren en aan de beklagcommissie opdracht te geven alsnog te beslissen op de (volledige) klacht met nummer 10574. Klager heeft voortseen klacht ingediend over excessief geweldgebruik door een vreemdelingengeleider bij gelegenheid van zijn plaatsing op een isoleercel op 7 of 8 maart 2003. Klager is van mening dat hij ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard indie klacht. Voor zover de beroepscommissie mocht menen dat het hier geen beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw betreft, verzoekt klager de beroepscommissie om de klacht (eventueel door tussenkomst van de beklagcommissie)door te zenden aan de directeur, zodat deze daarop kan reageren. Voor het excessief geweldgebruik had de directeur op zijn minst genomen zijn excuses moeten aanbieden aan klager en een tegemoetkoming moeten toekennen. Gelet op hetvorenstaande wordt aan de beroepscommissie verzocht om het beroep gegrond te verklaren.

3. De beoordeling
Door klagers raadsvrouwe is een verzoek gedaan om aanhouding van de behandeling. De beroepscommissie acht, mede nu klagers raadsvrouwe in de gelegenheid is gesteld om te reageren op hetgeen ter zitting naar voren is gebracht en zijvan die gelegenheid gebruik heeft gemaakt, zich voldoende ingelicht. Het verzoek om aanhouding van de behandeling van het beroep zal daarom worden afgewezen.

ten aanzien van het beklag onder a:
De vraag of tegen toepassing van geweld bij de overbrenging naar een isoleercel beklag open staat moet blijkens de wetsgeschiedenis bevestigend worden beantwoord. In de Memorie van Toelichting (TK 1994-1995 24 263, nr. 3, p. 76-77)wordt het volgende overwogen: "Veelvuldig komt het voor dat ter uitvoering van een beslissing tot plaatsing van een gedetineerde in een straf- of afzonderingscel geweld moet worden gebruikt. De beslissing tot plaatsing omvat – al ofniet uitdrukkelijk – dan de uitvoering daarvan met alle gepaste middelen. Nu de wijze van uitvoering een onlosmakelijk deel uitmaakt van de beslissing staat ook hiertegen beklag open." Nu mede gelet op het standpunt van de directeurvast staat, dat er excessief geweld is gebruikt, zal het beklag gegrond worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. Deberoepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 25,=.

ten aanzien van het beklag onder b
De beklagcommissie heeft niet heeft beslist op de klacht onder b.1 en b.2. De beroepscommissie zal het beklag niet terugwijzen naar de beklagcommissie maar zij zal het beklag, mede uit het oogpunt van proceseconomie, zelf afdoen.
Blijkens de schriftelijke mededelingen van de betreffende beslissingen van de directeur tot oplegging van een disciplinaire straf, is klager steeds gehoord alvorens de directeur zijn beslissing heeft genomen. De beroepscommissieacht de stellingen van klager, dat dat horen niet is geschied en dat de directeur geweigerd heeft met klager hieromtrent te spreken, niet aannemelijk. Het beklag zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.
Voor zover het beklag is gericht tegen het niet beantwoorden van klagers brieven door de Commissie van Toezicht (b.3), betreft die niet-beantwoording – voor zover daar sprake van zou zijn – geen beslissing als bedoeld in artikel 60van de Pbw. Klager moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dat onderdeel van zijn beklag onder b.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om aanhouding van de behandeling af.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dat onderdeel van het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.
Zij verklaart het beklag onder b.1 en b.2 ongegrond en verklaart klager ten aanzien van het beklag onder b.3 niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, J.L. Brand en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 november 2003

secretaris voorzitter

Naar boven