Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2671/GV, 4 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:04-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2671/GV

betreft: [klager] datum: 4 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 21 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, gedateerd 17 november2003, van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 12 november 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster om haar beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klaagster heeft aangevoerd dat haar verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft zij als volgt toegelicht. Klaagster is van mening dat de beslissing niet goed gemotiveerd is. Klaagsterheeft haar moeder, die erg veel last heeft van fobische klachten, voor het laatst gezien op de strafzitting. Zij kan klaagster niet bezoeken. Klaagsters baby wordt binnenkort geboren. Het is voor klaagsters moeder het eerstekleinkind. Klaagster zou graag haar moeder willen zien en wil graag dat haar moeder aanwezig is bij haar bevalling. Hetgeen, in verband met de fobische klachten van haar moeder, niet mogelijk is indien klaagster in detentie dient tebevallen en wel mogelijk is als strafonderbreking wordt verleend en klaagster in de ouderlijke woning kan bevallen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Niet is aangetoond of aannemelijk gemaakt dat het verlenen vanstrafonderbreking aan klaagster absoluut noodzakelijk is. Er is geen sprake van een bijzondere omstandigheid in klaagsters persoonlijke omstandigheden, die zouden kunnen leiden tot het verlenen van strafonderbreking. Indienklaagsters moeder niet in staat zou zijn om klaagster te bezoeken, wordt opgemerkt dat zij te allen tijde op grond van artikel 25 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting om incidenteel verlof zou kunnen verzoeken.

Op klaagsters verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zwolle heeft aangegeven dat er geen contra-indicaties zijn voor strafonderbreking (en dat het detentieberaad klaagsters verzoek van harte ondersteunt. Klaagster heeft momenteel hulp en steun nodig vanhaar ouders die haar die steun heel graag willen geven. Voorgesteld zal worden om klaagster, die in aanmerking komt voor plaatsing in een half open inrichting, met ingang van 1 februari 2004 als zelfmelder op te roepen voor eenh.o.i..)
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Haarlem heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen strafonderbreking.
De reclassering Nederland heeft positief geadviseerd ten aanzien van strafonderbreking.

Een verklaring van het algemeen maatschappelijk werk Haarlem en een verklaring van de huisarts van klaagsters moeder bevestigen dat er bij haar sprake is van ernstige fobische klachten, waardoor zij klaagster niet durft te bezoeken.

Een medewerkster van het b.s.d. van de locatie Zwolle heeft d.d. 2 december 2003 telefonisch toegelicht dat klaagster zoals gebruikelijk is en niet omdat er sprake is van een medische indicatie inmiddels in het penitentiairziekenhuis te Den Haag verblijft in afwachting van haar bevalling in het Bronovo-ziekenhuis.

3. De beoordeling
Klaagster ondergaat een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 van de Opiumwet.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden dat niet kanworden volstaan met een andere vorm van verlof. In de artikelen 36 tot en met 38 van de Regeling zijn deze bijzondere omstandigheden nader uitgewerkt.

De beroepscommissie is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de door klaagster aangevoerde gronden die bijzondere omstandigheden zouden opleveren, zoals bedoeld in artikel 34 van de Regeling. Daarbij komt dat klaagsternaar het nabijgelegen (burger) Bronovo-ziekenhuis is overgebracht en dat alhier voor de moeder de mogelijk bestaat de bevalling bij te wonen. Derhalve is de afwijzing door de Minister van klaagsters verzoek om strafonderbreking nietin strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 4 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven