Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1937/GA, 1 december 2003, beroep
Uitspraakdatum:01-12-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1937/GA

betreft: [klager] datum: 1 december 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 19 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 29 juli 2003, verzonden op 14 augustus 2003, van de alleensprekende beklagrechter uit de commissie van toezicht bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 oktober 2003, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en de [...], unit-directeur bij voormelde p.i.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet door klager mogen beschikken over zijn strafdossier gedurende zijn verblijf in de afzonderingscel.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager weet dat hij zijn strafdossier niet permanent in de afzonderingscel mocht houden, maar hij wilde slechts toegang tot zijn dossier.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur heeft het verzoek van klager anders opgevat, namelijk dat hij zijn dossier permanent in de afzonderingscel wilde houden. In andere gevallen heeft de directeur wel beslist dat iemand zijn dossier gedurende de dag onderzich mocht houden.

3. De beoordeling
Ingevolge art. 23 van de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen (15 juni 1999, nr. 762711/98/DJI, Stcrt. 132), hierna: de Regeling, is het de gedetineerde niet toegestaan voorwerpen onder zijn berusting tehouden, tenzij de directeur anders bepaalt.
De beroepscommissie is, anders dan de beklagrechter, van oordeel dat klager ontvankelijk is in zijn beklag, nu hij heeft verzocht om zijn strafdossier onder zich te houden, hetgeen door de directeur is geweigerd. Het betreft hierderhalve een jegens klager genomen beslissing.
Klager heeft zijn beklag als volgt toegelicht: “It is my right to have my legal papers when I need them and it is the appropriate time in the isolation to be given pencil, paper etc.” Aldus kan klagers oorspronkelijke klacht nietanders worden begrepen dan dat hij meent een algemeen recht te hebben op het permanent onder zich houden van zijn dossier gedurende zijn verblijf in de afzonderingscel. Op grond van het bepaalde in art. 23 van de Regeling is dezeklacht ongegrond. Het voorgaande laat onverlet dat aan een gedetineerde die in een afzonderingscel verblijft mogelijk gedurende bepaalde tijd toegang tot zijn dossier zou kunnen worden verleend. Dat klager daarom heeft verzocht isevenwel niet aannemelijk geworden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Voorwinden, secretaris, op 1 december 2003

secretaris voorzitter

Naar boven